Artikel

Zo geeft Rijkswaterstaat nog steeds meer ruimte aan de rivieren

‘Van elke meter die we een dijk ophogen, verdwijnt een aantal centimeter in de grond’

Door Guus Puylaert


De Ruimte voor de Rivier-projecten (samenwerking tussen Rijkswaterstaat, provincies, gemeenten en waterschappen) werden eind 2018, na zo’n 12 jaar, succesvol afgerond. Ruim een jaar later blikt Hans Brouwer van Rijkswaterstaat terug. Vol trots en tevredenheid, maar ook met een kritisch oog naar de toekomst. “Zeepspiegelstijging en bodemdaling blijven actuele opgaven.”

De oorsprong voor de projecten ligt halverwege de jaren ’90, vertelt Brouwer. “Klimaatverandering begon een probleem te worden, ook internationaal werd dat erkend. Bij ons meetpunt bij Lobith zagen we dat in 1995 circa 12 miljoen liter per seconde het land binnenkwam. Dat hadden we nog nooit gezien.”


Rond 2000 werd algemeen aangenomen dat de dijkverhogingen, waarvoor elke 10 jaar nieuwe normen worden benoemd, hun optimum wel hadden bereikt, maar dat klopte niet. “We hebben in Nederland te maken met een slappe veengrond en door ontwatering zakt de grond nog verder in. Veel mensen weten niet dat bodemdaling sneller gaat dan zeespiegelstijging. Van elke meter die we een dijk ophogen, verdwijnt een aantal centimeter in de grond.”


39 projecten

Daarom werd de opgave geformuleerd om 16 miljoen liter water per seconde zonder problemen op te kunnen vangen. Dat kan niet alleen door de dijken op te hogen, maar ook door extra ruimte te creëren voor de rivieren door bijvoorbeeld rivierverbreding en het graven van nevengeulen. En dat alles voor een veiliger rivierengebied én een aantrekkelijke leefomgeving. “We benoemden 39 maatregelen die we moesten nemen, waardoor een zeespiegelstijging tot 16 miljoen liter niet zou leiden tot overstromingen. Dan is het niet de ene of de andere maatregel nemen, maar gaat het om het totaalpakket.”

Dijkverlegging bij Voorsterklei, gemeente Voorst. Deze dijkverlegging maakt deel uit van het regionale plan 'alles in een keer' van de Stuurgroep IJsselsprongeveer. © Rijkswaterstaat, Ruimte voor de Rivier / Ruben Smit


Foto boven: De Overdiepse Polder is één van de ruim 30 plaatsen waar het Rijksprogramma Ruimte voor de Rivier het rivierengebied beschermt tegen overstromingen. © Rijkswaterstaat, Ruimte voor de Rivier / Aeroview Rotterdam

Het werd bijna alles. Van de 39 Ruimte voor de Rivier-projecten werden er 34 succesvol uitgevoerd, de overige waren niet meer nodig voor de te behalen doelen. Een enkel project, zoals IJsseldelta Zwolle-Kampen, loopt nog. Dit programma is in 2022 klaar. “Maar dankzij Ruimte voor de Rivier heeft er wel voor gezorgd dat nu al 16.000 liter per seconde veilig door Nederland kan stromen.”


Het project Ruimte voor de Rivier duurde 12 jaar en Brouwer was er die gehele periode bij. Hij is trots op het resultaat. “In 2018 hadden we wel met hoogwater te kampen, maar er kwamen geen extreme problemen voor. Daarmee hebben we laten zien dat het kan: we hebben het binnen de gestelde tijd én het budget gedaan.”

Leerpunten over tijd en geld
Want vaak lopen infrastructurele projecten uit de klauwen: qua tijd en geld gaan ze over de kop. Zo niet bij deze projecten, waar 2,5 miljard voor was gebudgetteerd.

Uiteindelijk moest zelfs 60 miljoen euro worden teruggestort in de Rijkskas, vertelt hij enthousiast. “De projecten werden begroot in een economisch gunstige periode, maar uitgevoerd in een lastigere periode. De politiek kiest vaak voor een lage uitloopmarge in het budget en dus moet alles zo goedkoop mogelijk worden uitgevoerd. Dat was bij ons niet gebeurd. Dat heeft enorm geholpen.”


Ook leerden de gezamenlijke overheden om in een vroeg stadium met bewoners en andere stakeholders om tafel te gaan. “Het voornemen om de leefomgeving van mensen te veranderen levert vaak de meeste weerstand op. Een ruimtelijk plan – hoe noodzakelijk ook – wordt vrijwel altijd als bedreigend ervaren. Vroeg hierover in gesprek gaan, begrip verkrijgen voor het doel, het zo invullen dat je tegemoet komt aan de bezwaren van mensen én het zo inrichten dat die maatregelen ook een venster bieden op een goede toekomst, dat kan de weerstand doen omslaan in trots.”

Link met de stikstofcrisis

Natuurlijk was er wel weerstand, bijvoorbeeld van boeren die in het rivierengebied leefden en hun business zagen veranderen. Brouwer legt meteen de link met de huidige tijd, waarin boeren dankzij de stikstofnormering hun persoonlijke situatie zien veranderen (met demonstraties tot gevolg).


“Wat we hebben gedaan is individuele risico’s opvangen vanuit het collectieve belang, bijvoorbeeld door financiële compensatie aan te bieden. Als boerderijen in waarde zouden dalen, kochten wij het op voor het oorspronkelijk getaxeerde bedrag. Van oudere boeren zonder opvolging die er toch al mee wilden stoppen, kochten we de boerderijen op. En aan jongere boeren of boeren met opvolging maakten wij duidelijk dat ze een nieuwe toekomst in het rivierengebied of elders konden krijgen. We hebben in al die jaren slechts één rechtszaak verloren. Mensen die tien jaar in de rotzooi hebben gezeten vanwege alle werkzaamheden, zeggen nu wel dat ze trots zijn op het resultaat. Dat is echt heel mooi om te horen.”

© Rijkswaterstaat, Ruimte voor de Rivier / Ruben Smit

In de IJsseldelta wordt de regio Kampen-Zwolle beschermd tegen het stijgende waterpeil van de IJssel.

En hoe nu verder?

De RvdR-projecten zijn dan wel bijna allemaal succesvol afgerond, maar het werk is nog niet klaar. “De klimaatmodellen geven aan dat we maximaal 18 miljoen liter water kunnen gaan verwachten. Daar moeten we in 2050 op zijn ingericht”, blikt Brouwer vooruit.

“Een project, van de planningsfase tot de uitvoeringsfase, duurt gemiddeld 15 jaar. Dus we hebben nog even de tijd om projecten te benoemen.”


Wel lopen er alvast twee programma’s. Zo werken Rijkswaterstaat en de waterschappen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma samen aan het versterken van de dijken tot 2050. Ook vanuit het Deltaprogramma wordt verder gewerkt aan een ‘klimaatadaptief en waterrobuust systeem’. Brouwer: “Noem het integraal riviermanagement. Waar RvdR werkte aan ruimtelijk kwaliteit, gaat dit programma over een integrale visie hoe om te gaan met het rivierengebied. We moeten steeds meer rekening houden met droge zomers. Dijken moeten namelijk niet te droog komen te staan, dan kunnen ze gaan scheuren.”


Hoe zo’n integrale visie eruit kan zien? “We zien een toenemende vraag naar scheepvaart en een duurzame manier van transport. Dat kan gecombineerd worden. De vraag is of het rivierengebied kan bijdragen aan schone energie: via zonnepanelen of de rivierstroming. We hebben ook te maken met een woningbouwopgave, misschien kunnen we wel woningen in of op het rivierengebied bouwen”, zegt Brouwer. Tot en met 2032 heeft het Deltafonds een gemiddelde grootte van ongeveer € 1,25 miljard per jaar. “Daar kunnen we de continuïteit mee waarborgen.”