Onderzoek naar deelmobiliteit in de praktijk

Deelmobiliteit zit in de lift, maar dat brengt de nodige uitdagingen met zich mee. Verrommeling van de openbare ruimte is een veelgehoorde klacht. Verder is er nog maar relatief weinig bekend over wie deelmobiliteit waarvoor gebruikt. Cees Bakker van Keypoint doet in opdracht van gemeente Enschede en Hengelo onderzoek naar deze twee onderwerpen.

Tekst Manon van Ketwich | Beeld: Parkeren bij een hub gaat nog niet altijd goed

In steden waar deelmobiliteit in de vorm van scooters en fietsen wordt geïntroduceerd klaagt men steen en been. De scooters en fietsen worden op willekeurige plekken in de openbare ruimte neergezet, ook op plekken waar dat helemaal niet mag of kan. Over de reden waarom men dit doet blijft het speculeren, weet ook Cees Bakker. In Enschede wordt een pilot gedaan met deelmobiliteithubs die de verrommeling van de openbare ruimte moet tegengaan. “Op het Kennispark en de campus van de Universiteit Twente worden 23 compacte hubs gerealiseerd.

Logische locatie

Misschien ben ik wat voorbarig met mijn conclusie, maar volgens mij zien we nu al dat op die plekken zelf netjes wordt geparkeerd.” In dit specifieke gebied in Enschede wordt een netwerk van hubs gerealiseerd, aangezien deelfietsen en -scooters veelal voor ritten naar bedrijven en instellingen in deze buurt worden gebruikt. “Daarnaast is het een heel logische locatie omdat hier veel jongeren zijn, op het eerste oog de grootste groep gebruikers van deelmobiliteit. Andere belangrijke plekken zijn uiteraard het station, winkels en de binnenstad van Enschede. Afhankelijk van de uitkomsten van de pilot gaat de gemeente de hubs ook op andere plekken in de stad uitrollen.”

Enquête

Bij de pilot wordt een aantal indicatoren bekeken. Zo wordt onderzocht welke invloed de loopafstand heeft op het gebruik van hubs. Ook kijken Bakker en zijn collega’s naar de impact op de openbare ruimte en of er veel klachten van gebruikers en voorbijgangers omwonenden zijn. Daarnaast wordt informatie uit het Dashboard Deelmobiliteit getoetst in de praktijk. “We vragen ons af of de plek waar mensen hun deelfiets of -scooter stallen, aansluit bij waar de hubs zich bevinden.” Tot slot wordt onder gebruikers van de hubs een enquête gedaan over de beleving. Aangezien de compacte hubs in Enschede worden ingericht volgens de onlangs gepresenteerde HUB-identiteit is het belangrijk om te weten of de gekozen vormgeving en inrichting aansluit bij de verwachtingen van de gebruikers.

Verschillen in data

Het tweede onderzoek dat Keypoint uitvoert vindt plaats in Enschede en Hengelo en richt zich meer op data. “De vraag is hoe het CROW-dashboard ons kan helpen bij het maken van beleid rond hubs”, vertelt Bakker. “We onderzoeken onder meer hoe betrouwbaar de informatie is die we van aanbieders krijgen. Op basis van alle ritten zien we bijvoorbeeld dat de meeste ritten hemelsbreed niet langer zijn dan 2 kilometer. Data van sommige aanbieders laten andere cijfers zien. We willen weten waar dat verschil vandaan komt. Het hoeft niet eens om een fout te gaan. Het kan zijn dat parkeren of een pauzestop anders wordt geregistreerd. En: wat is een rit eigenlijk, kun je je nog afvragen.”

Opschalen

Het doel van de data-analyse is om gevoel te krijgen bij deelmobiliteit, geeft Bakker aan. “Klopt de locatie van een hub, hoe betrouwbaar is de informatie die we hebben en interpreteren we die allemaal op dezelfde manier.” De uitkomsten van het onderzoek helpen in eerste instantie Enschede en Hengelo bij het verder opschalen van deelmobiliteit. “In Enschede zien we momenteel dat er 70.000 ritten per maand met deelmobiliteit worden uitgevoerd. Dat is veel, maar nu nog maar 0,5 tot 1 procent van het totaal aantal ritten in de stad. Ik denk dat dit uiteindelijk gaat groeien en dat deelmobiliteit een substantieel deel van alle ritten gaat uitmaken.”

Vooral stedelijk gebruik

Bakker verwacht dat deelmobiliteit vooral iets van de stad zal blijven. Enschede is omringd door landelijk gebied. “Deelmobiliteit zie ik als een toevoeging aan het palet aan vervoersmogelijkheden voor de inwoners van de stad. We zien trouwens dat deelmobiliteit niet zozeer de autoritten vervangt, als wel die van de fiets en het OV. In landelijk gebied zie ik het eerlijk gezegd niet zo goed werken. We zagen al dat deelfietsen- en scooters vooral voor korte ritten worden gebruikt door jong publiek. In landelijk gebied heb je een kleinere doelgroep en zijn de afstanden langer.”

Delen van inzichten

De uitkomsten van de twee onderzoeken van Keypoint worden eind 2022 verwacht. In eerste instantie kunnen Enschede en Hengelo ermee aan de slag, maar Bakker verwacht dat ook andere gemeenten kunnen profiteren van de opgedane inzichten. “Op het Nationaal Fietscongres hebben we de eerste tussentijdse resultaten al gedeeld en ik verwacht dat we dat ook met de eindrapportage gaan doen. Uiteindelijk heeft iedereen daar iets aan.”

Nieuwe loot

Voor Bakker persoonlijk geeft de opkomst van deelmobiliteit een nieuwe dimensie aan zijn vak. “Eerder deden we veel onderzoek naar data van fiets en OV. Dit is een nieuwe loot aan de stam, met nieuwe motieven. Het is interessant om te zien hoever het gaat groeien, in hoeverre we gaan reguleren en hoe de verhouding tussen markt en overheid gaat zijn. De verwachting is dat deelmobiliteit een belangrijke rol gaat spelen in voor- en natransport. Daarin kennen we al de OV-fiets, die nemen we nu niet mee in onze onderzoeken. De OV-fiets heeft een heel andere doelgroep.”

Herkenbaar, aantrekkelijk en toegankelijk

Is regulering überhaupt nodig of gaat het gebruik van deelmobiliteit verder uitkristalliseren en gaan zaken als verrommeling van de openbare ruimte vanzelf verdwijnen? Bakker denkt van niet. “In Italië rijden heel scooters, veel meer dan hier. Je ziet dat daar speciale parkeerplaatsen voor de scooters zijn gerealiseerd en dat daar heel netjes in geparkeerd wordt. Ik denk dat je bij een grote stijging in gebruik zoals nu bij deelmobiliteit dat wel goed moet regelen. Zorg dus voor herkenbare, aantrekkelijke en toegankelijke locaties, precies wat we nu aan het onderzoeken zijn. Als de kwaliteit van de openbare ruimte rond hubs goed is, dan volgt het juiste gebruik vanzelf.