Nikeh Booister
Klimaatbestendig bouwen kan niet overal
De komende jaren moeten we duizenden woningen bouwen. Maar de zeespiegel stijgt, de bodem zakt, weersextremen komen vaker voor. Dat betekent dat niet elke locatie geschikt is om op te bouwen. Hoe neem je beslissingen voor nu, rekening houdend met onzekerheden op de lange termijn?
Tekst Manon van Ketwich
Het waren slechts een paar woordjes in de Nationale Woon- en Bouwagenda die minister Hugo de Jonge in het voorjaar van 2022 naar buiten bracht. “Water en bodem worden sturend bij de ruimtelijke planvorming.” Die paar woorden hebben een enorme invloed op waar de duizenden woningen de komende jaren gebouwd gaan worden. Want met een zakkende bodem, stijgende waterspiegel en toenemende weersextremen zijn er nogal wat factoren om rekening mee te houden. Nikèh Booister, adviseur waterveiligheid bij Sweco, adviseert over dit soort vraagstukken. “Bij beslissingen die we nu moeten nemen, moet je rekening houden met langetermijnonzekerheden.” Booister adviseert onder meer het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de Deltacommissaris, die mede op basis daarvan hun beleid vormen. “Vorig jaar was in het nieuws dat 820.000 woningen gepland zijn in gebieden die kwetsbaar zijn voor klimaatverandering. Daar hebben wij onderzoek naar gedaan”, legt Booister uit.
Diepe en slappe polders
Onzekerheden dus. Want ondanks dat de wetenschap heel veel kan voorspellen, weten we nooit helemaal wat de toekomst brengt. “We kunnen wel stellen dat het niet verstandig is om de verstedelijkingsopgave op te lossen door in diepe en slappe polders te bouwen, maar de vraag naar woningen is enorm groot, locatiekeuze zou daarom voorop moeten staan om de verstedelijkingsopgave zodat woningen op de meest geschikte grond worden gebouwd. Daarna is het van belang om te zorgen dat wat er gebouwd wordt klimaatbestendig is.”
Het is uiteindelijk aan het politieke bestuur om te bepalen wat het met de adviezen van Booister en haar collega’s doet. “We zitten natuurlijk met grote en complexe maatschappelijke vraagstukken. Die leiden tot discussies op verschillende schaalniveaus, van het Rijk tot aan de gemeente.”
“We kunnen wel stellen dat het niet verstandig is om de verstedelijkingsopgave op te lossen door in diepe en slappe polders te bouwen, maar de vraag naar woningen is enorm groot, locatiekeuze zou daarom voorop moeten staan om de verstedelijkingsopgave.”
Extra kosten beheer en onderhoud
Dat Hugo de Jonge in de Woon- en Bouwagenda heeft aangegeven dat water en bodem sturend worden, klinkt Booister als muziek in de oren. “De bodem blijft zakken, in een groot deel van Nederland hebben we te maken met een slappe bodem. Als je daar niet goed rekening mee houdt, zul je op de lange termijn veel extra kosten hebben aan het beheer en onderhoud van gebouwen. Op kleigronden heb je te maken met het feit dat water minder goed wegloopt. Buitendijkse gebieden krijgen te maken met hogere pieken van rivierafvoeren, waardoor uiterwaarden en buitendijkse bebouwing onderlopen, en rivieren met lage waterstanden, die zorgen voor problemen met scheepvaart en zoetwatervoorziening.”
En hoe zit het met droogte? “Droogte heeft een minder groot effect op de nieuwbouwopgave, wanneer er voldoende rekening mee wordt gehouden. Met name bestaande bouw op houten palen kan te maken krijgen met rottende funderingen waardoor woningen verzakken. Voor de landbouw zien we dat zandgronden minder geschikt kunnen worden om gewassen op te verbouwen door dalende grondwaterstanden.”
In een half uur van Nijmegen naar Rotterdam
Al met al genoeg redenen om bodem en water als eerste sturende factor mee te nemen bij het bepalen van locaties voor bijvoorbeeld woningbouw, maar ook stations, wegen en kantoren. “Tot nu toe waren zaken als infrastructuur en de aanwezigheid van werk of recreatie vooral bepalend in waar we gingen bouwen.” Met de wetenschap van nu zou Booister in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw andere keuzes hebben gemaakt. “Ik zou ervoor hebben gezorgd dat de infrastructuur op een zodanig niveau was geweest dat je in een half uur vanuit bijvoorbeeld Nijmegen in de Randstad zou kunnen zijn.” Door reistijd te verkleinen, wordt afstand minder leidend bij het bepalen van de locatie voor woningen, zo is de gedachte.
Om tot een zo weloverwogen besluit mogelijk te komen, ontwikkelden Booister en haar collega’s een tool, waarmee inzichtelijk gemaakt kan worden wat voor gevolgen de keuze voor een bepaalde locatie voor gevolgen kan hebben voor de levensduur van woningen en andere bouwwerken. De no-regret tool richt zich nu nog vooral op buitendijkse gebieden in de Randstad. Daar hebben de zeespiegelstijging en overstromingsrisico’s de grootste impact op de levensduur van objecten. Booister: “Beleidsmakers kunnen deze tool zelf doorlopen, het is net zo eenvoudig als kaartlezen. Op basis hiervan kunnen ze bepalen of een bepaalde locatie geschikt is en welke adaptatiemaatregelen genomen kunnen worden om toekomstbestendig te investeren. Het zou mooi zijn als we de tool op termijn ook voor binnendijkse gebieden kunnen inzetten.”
Geen-spijt tool
Booister noemt de tool ook wel de no regret tool. Letterlijk de geen-spijt tool, de tool geeft inzicht in of, met het oog op de toekomst, men spijt kan krijgen van de investering doordat er hoge schade optreedt of hoge kosten om een investering aan te passen. “Het Deltaprogramma houdt op dit moment rekening met een zeespiegelstijging van 1,2 meter, in onze berekeningen houden we rekening met 2 meter”, aldus Booister. Bij een langere levensduur of een snellere zeespiegelstijging leidt dat er niet toe dat een investering alsnog aangepast moet worden. Er is een marge meegenomen in de tool zodat investeringen niet alsnog aangepast moeten worden.
Maakt Booister zich zorgen over de toekomst? “Soms wel en soms niet. Die zorgen betreffen met name het bestaande gebied. Voor nieuwbouw zie ik een beweging ontstaan die rekening houdt met klimaatverandering, de mindset is aan het veranderen. Er zal een periode zijn waarin bebouwing die de afgelopen jaren is gerealiseerd niet goed bestand is tegen de invloeden van klimaatverandering. Voor alles wat vanaf nu wordt gebouwd ben ik niet zo bang. Hoe wrang ook, de wateroverlast die we in Limburg hebben gezien helpt, evenals de hitte van de afgelopen zomers, om nu betere keuzes te maken.”
Van appartement naar huis met tuin
Ook al is de mindset aan het veranderen en staat zwart op wit dat water en bodem sturen worden, onder druk wordt alles vloeibaar, weet Booister ook. Ze ziet in de woningbouwopgave zelf het grootste risico dat toch verkeerde keuzes gemaakt worden als het gaat om te bebouwen locaties. “Iedereen wil een woning met een tuin, ik ook. Jongeren nemen nu misschien genoegen met een klein appartement in de stad, maar wat als ze straks meer gaan verdienen? In Rotterdam schieten woontorens als paddenstoelen uit de grond, maar uiteindelijk willen de jongeren van nu toch ook die ruimte woning hebben? Uiteindelijk zijn ook buitenstedelijk woningen nodig.”
De steeds maar stijgende grondprijs zou hier de helpende hand kunnen bieden. “Multifunctioneel landgebruik wordt hierdoor steeds normaler. Nu al zie je woningen met een schuurtje op de begane grond en de woonkamer op de eerste verdieping.”
Booister verwacht en hoopt dat in de toekomst kritischer wordt nagedacht over hoe en waar we gaan bouwen. “Uiteindelijk moeten de kosten voor klimaatadaptatie ergens terecht komen. Dus als je dan die woning met een tuin wil, dan zul je daarvoor moeten betalen. Gelukkig komt het dan terecht bij de mensen die toch al geld hebben om zich een eigen huis te veroorloven.”