Marco Aarsen

Klimaatadaptatielabel maakt effect maatregelen meetbaar

De noodzaak om ons aan te passen aan het veranderende klimaat wordt steeds duidelijker. Bij projecten in de fysieke leefomgeving wordt dan ook vaker aandacht besteed aan dit onderwerp. Maar welk effect hebben getroffen maatregelen nu eigenlijk? Hoe zorg je ervoor dat je niet met hagel schiet, maar gericht ingrepen doet die nuttig zijn? En hoe zorg je ervoor dat ook leken snappen waar het over gaat? Meten is weten, vindt ook landschapsarchitect Marco Aarsen van Goudappel. Hij stond aan de wieg van het klimaatadaptatielabel.

Tekst Manon van Ketwich

“Als landschapsarchitect zoek ik altijd een balans tussen ruimte voor verkeer & verblijven en tussen verharding & groen”, schetst Aarsen zijn werkveld bij adviesbureau Goudappel. Met een achtergrond op de Wageningen Universiteit heeft Aarsen bovendien affiniteit met het klimaat, groen en biodiversiteit. Klimaatadaptatie werd naar zijn zin te weinig meegenomen in plannen voor de fysieke leefomgeving. “Bovendien ontbrak het aan een instrument om zaken meetbaar en visueel te maken. Ik had behoefte aan data die inzichtelijk maken welk effect maatregelen hebben. Zowel op het vlak van mitigatie als adaptatie. Die data moesten toegankelijk zijn, zodat klimaatadaptatie onderdeel wordt van het gesprek. Ik wilde een instrument creëren dat niet te ingewikkeld is en de koppeling maakt tussen beleid en project.”

Goed onderbouwd, makkelijk toepasbaar en voor iedereen te begrijpen

Dat we ons moeten aanpassen aan het veranderende klimaat moge duidelijk zijn. Hitte, droogte en wateroverlast hebben grote invloed op de leefbaarheid in onze steden. Ze veroorzaken schade aan onze gezondheid, de economie en de ecologie. Echter, niet voor alle professionals in de fysieke leefomgeving is duidelijk wat zij kunnen doen aan klimaatadaptatie. Kan het ontwerp voor een verkeersplein ook bijdragen aan het klimaatadaptieve vermogen van een stad?

Aarsen startte met een benchmark. “We gingen kijken welke instrumenten er al op de markt waren. Er is best wat beschikbaar, maar het zijn vooral methoden die heel wetenschappelijk en complex in elkaar steken en dus lastig in de praktijk toepasbaar zijn. Tegelijkertijd moest het instrument dat ik voor ogen had wél goed onderbouwd zijn, het moet ergens op gebaseerd zijn.”

Vanzelfsprekend onderdeel discussie

Met behulp van klimaatexperts en onderzoekers ontwikkelde Aarsen uiteindelijk het klimaatadaptatielabel. Een methode die iedereen zal herkennen door de gelijkenis met het energielabel voor bijvoorbeeld elektrische apparaten. “We maken een berekening van de oppervlaktes groen, boomkronen, waterberging en waterinfiltratie in het projectgebied. Deze onderdelen hebben een positief effect op de klimaatopgaven in de stad: hittestress, waterstress en droogtestress”, legt Aarsen uit. Uit de berekening rolt een label, tussen de A en de E.

Klinkt simpel en dat is het eigenlijk ook. Met de berekening wordt het mogelijk om in één oogopslag het klimaatadaptieve vermogen van een huidige situatie in een gebied te vergelijken met het klimaatadaptieve vermogen van een nieuw ontwerp of van verschillende ontwerpvarianten. “Op deze toegankelijke manier wordt klimaatadaptatie een vanzelfsprekend onderdeel van de discussie. Bij een project zijn heel veel verschillende mensen betrokken. Van projectleiders tot politiek en bewoners. Iedereen snapt dit.”Het label kan met name toegepast worden op ontwerpniveau bij bijvoorbeeld straten, pleinen en kleine buurten. Voor welk label uiteindelijk gekozen wordt, hangt af van de ambities in een buurt.

Integrale aanpak gestimuleerd

Naast het op gang brengen van de discussie, stimuleert het label ook een integrale aanpak. Een bredere blik biedt tevens kansen voor bredere subsidies en dus meer financiële mogelijkheden. De herinrichting van een weg zou je puur vanuit mobiliteitsoogpunt kunnen aanvliegen, maar door ook klimaat mee te nemen en het project van gevel tot gevel te benaderen, ontstaan meer mogelijkheden. Dat gebeurde onder meer in Arnhem. De lange Velperweg stond op de nominatielijst maar vanwege de omvang van het project kon de mobiliteitsafdeling van de gemeente telkens niet voldoende geld vrijmaken. Een integrale aanpak zorgde ervoor dat het project toch kan worden gedaan. “Dit hebben we vanuit zeven brede doelen in beeld gebracht om zo de benodigde financiële middelen te verzamelen bij Rijk, Provincie en gemeente Arnhem. Hier hebben we een video voor opgesteld om zo de doelgroepen goed te bereiken. De video heeft zijn werk gedaan en het benodigde budget van circa 8 miljoen voor realisatie is intussen grotendeels vastgesteld.”

Draagvlak en bewustzijn

Doordat het label inzichtelijk maakt wat de effecten zijn van te treffen maatregelen, wordt het makkelijker om draagvlak te creëren. ‘’Het vergt misschien wat meer denkwerk en voorbereiding, maar het resultaat is er dan ook naar”, weet Aarsen. “Bovendien bespaar je op de lange termijn kosten. Je moet immers toch aan de slag. Het is uiteindelijk duurder om klimaatadaptatie niet mee te nemen in je plannen.”

Het goede nieuws is dat het bewustzijn rond klimaatverandering de laatste tijd, door hete en droge zomers en door wateroverlast, is toegenomen. Aarsen: “De coronatijd heeft er bovendien voor gezorgd dat we onze eigen leefomgeving extra zijn gaan waarderen en dat we hier hogere eisen aan zijn gaan stellen.” Het zou dan ook logisch zijn dat klimaatadaptatie standaard onderdeel is van planvorming in de fysieke leefomgeving. Een formele status heeft het klimaatlabel van Goudappel echter niet. “Dat is ook niet mijn doel geweest. Ik wil vooral bewustzijn creëren, integrale kansen laten zien en de discussie op gang brengen.’’