Michiel Meurs

Circulair inkopen: vraag en aanbod sluiten slecht op elkaar aan

Voor een circulaire inrichting van de fysieke leefomgeving is meer dan voldoende op de markt. Vraag en aanbod sluiten alleen nog slecht op elkaar aan en dat staat een echte omslag in de weg, vindt Michiel Meurs van ontwerpbureau FromAtoB Public Design. “Dat is heel frustrerend.”

Tekst Manon van Ketwich

“We bevinden ons in een soort Catch-22-situatie”, schetst Michiel Meurs. Als oprichter van ontwerpbureau FromAtoB houdt hij zich met name bezig met ontwerpen voor het ov en de openbare ruimte. “Zeker in het speelveld waarin wij ons bevinden worden een heleboel zaken verplicht aanbesteed. De uitvragers proberen zo secuur mogelijk aan te geven wat ze willen, maar gaan daarbij meestal uit van een bestaande situatie. En dat verhoudt zich slecht met de ambitie naar een circulaire maatschappij.”

“Er zou ruimte in de aanbesteding moeten zijn voor kleinere stappen. Daarmee erken je dat het tijd kost om de stap naar een circulaire maatschappij te maken. Een soort pilot inderdaad, maar dan in de aanbesteding.”

Verder kijken dan uitstoot alleen

Al in 2014 deden Meurs en zijn collega’s onderzoek naar duurzaam ov-materiaal. “We vroegen ons af hoe een duurzame trein of bus eruit ziet. We zagen toen op beurzen al bussen staan met grote stickers erop. ‘CO2-neutraal’ stond erop. Maar toen we goed gingen kijken was er eigenlijk niets CO2-neutraals aan, behalve dan de elektromotor.” Om echt duurzaam en circulair te zijn moet je verder kijken dan alleen de uitstoot van een voertuig, vindt Meurs. De uitkomsten van zijn onderzoek uit 2014 presenteerde hij in eerste instantie aan opdrachtgevers. “Die vonden het interessant, maar vroegen in hun aanbesteding alleen maar om bewezen technieken. Vervoerders boden alleen aan wat er van ze werd gevraagd. En leveranciers ontwikkelden geen nieuwe dingen omdat er niet naar gevraagd werd.”

“Heel frustrerend”, vindt Meurs. “We zijn het erover eens dat er veel goede ideeën zijn, maar wanneer in de aanbesteding gevraagd wordt om producten die zich al in de praktijk hebben bewezen, dan is de tijd tussen de uitvraag en het indienen te kort. We hebben meer tijd nodig om aan die eis te voldoen.”

Zelf uitzoeken

Mocht je toch willen inschrijven op een circulaire uitvraag, dan moet je voldoen aan een aantal eisen. De uitvrager bepaalt welke dat zijn. “Het gaat om het materiaal, de exploitatie, de afvoer van materialen enzovoort. Maar als je dan vraagt hóe je de duurzaamheid  moet aantonen mag je het soms zelf bedenken. Je krijgt dan inschrijvingen met heel veel aannames, ga dat maar eens objectief vergelijken.”

Meurs pleit dan ook voor een soort proefperiode. “Er zou ruimte in de aanbesteding moeten zijn voor kleinere stappen. Daarmee erken je dat het tijd kost om de stap naar een circulaire maatschappij te maken. Een soort pilot inderdaad, maar dan in de aanbesteding. Proeftuintjes, ruimte voor experimenteren.”

Een andere optie zou zijn om voorafgaand aan de uitvraag een consultatie te doen. “De uitvrager kan dan uitleggen welke eisen hij wil opleggen. Op die manier krijg je een veel eerlijker en objectiever proces.”

Circulair moet de standaard worden

Sowieso zou Meurs graag zien dat circulair de standaard wordt. “Zodat alles wat niet circulair is automatisch buiten de boot valt. De levenscyclus van een product heeft daar ook mee te maken. In veel gevallen doen wij voor onze producten een Levens Cyclus Analyse (LCA). De resultaten daarvan kan je niet zomaar vergelijken met die van een andere LCA, omdat de analyse gebaseerd is op aannames en datasets, die kunnen verschillen. Je zou een product in de praktijk moeten volgen om de LCA te kunnen verifiëren.”

Een van de grootste ergernissen van Meurs is dat in  uitvragen zaken staan die circulariteit en duurzaamheid juist in de weg staan. Hij geeft een voorbeeld. “Wij hebben geprobeerd een circulaire stoel voor in de trein te ontwikkelen. Daarvoor willen we duurzame materialen gebruiken, maar ook het aantal materialen drastisch verminderen.

Ter vergelijking: een standaard stoel heeft momenteel 150 onderdelen, straks zouden dat er 10 kunnen zijn. Maar in het eisenprogramma staat bijvoorbeeld dat de stoel een kussendikte van minstens 20 of 30 mm moet hebben. Dat betekent automatisch dat de stoel gestoffeerd moet zijn. Ik vind dat wrang. Zo’n eis moet het comfort borgen, maar in feite zegt het niets over comfort. Bij de zijrand is dat rugkussen misschien wel 20 mm dik, maar in het midden, waar je er met je rug tegenaan zit is het een heel dun lapje stof, zodat de onderlinge ruimte tussen de stoelen groter wordt en er aan het eind van de rij misschien toch een stoeltje extra tussen past.” Meurs zou graag het comfort van de stoel verhogen door een goede zitvorm te maken. Een referentiestoel zou de doorslag kunnen geven. “Door te testen kan je zien of deze stoel niet minstens zo comfortabel is en je bent dan niet gebonden aan specifieke eisen.”

Uitproberen dus, en testen. “Men vraagt om producten die hun nut hebben bewezen, maar we moeten de circulaire maatschappij nog uitvinden. Interessante ideeën moeten we met elkaar uittesten. De veiligheid van bewezen producten moeten we daarbij loslaten.”

Hufterproof?

En dan nog iets wat duurzaamheid volgens Meurs in de weg staat: de eis dat alles hufterproof moet zijn. “Dat zorgt ervoor dat alles zwaarder en steviger moet zijn. Het heeft als gevolg dat er meer giftige stoffen worden gebruikt. Maar waarom moeten we alles verstevigen zodat een klein groepje vandalen de boel niet kan kapotmaken? Kunnen we dat niet op een andere manier voorkomen?”

Lees ook de blog die Michiel Meurs hier eerder over schreef