Parken zijn onmisbaar voor de gezondheid (én kunnen vaak beter)

Voor een gezonde leefomgeving zijn parken onmisbaar; hier kunnen mensen in de frisse lucht sporten, recreëren, spelen, een luchtje scheppen en elkaar ontmoeten. Door corona kwam er meer waardering voor het belang van groen in onze leefomgeving. Toch zijn veel parken, zeker in naoorlogse wijken, vaak onderbenut. Kunnen we deze beter inrichten, zodat meer (verschillende) mensen er ‘hun ding’ kunnen doen en ze écht bijdragen aan een gezonde leefomgeving?

Tekst: Kyra Kuitert en Rosemarie Maas

Het tijdloze Kronenburgerpark in Nijmegen is aantrekkelijk om te bewegen en elkaar ontmoeten.

Dit dure, nieuw aangelegde park is niet aantrekkelijk om te bewegen of elkaar te ontmoeten.

Uit onderzoek1 is bekend dat parken substantieel bijdragen aan de gezondheid van en de positieve sociale interacties tussen mensen en dus aan gemeenschapsvorming. Voorwaarden daarbij zijn onder meer dat ze bereikbaar, veilig, functioneel, comfortabel en sociaal zijn.

Aan groen is in de meeste wijken meestal geen gebrek. Er zijn echter vele buurt- en wijkparken in ons land die niet per se van slechte kwaliteit maar vaak wel oersaai zijn. Wat we zoal aantreffen? Kale parken met eenzijdige beplanting, kaarsrechte paden zonder mogelijkheden om een ‘rondje te lopen’, geen zitgelegenheid (weggehaald vanwege overlast door jongeren?), geen identiteit, geen sportvoorzieningen, geen horeca met terras, etc. In de praktijk wordt veel buurt- en wijkgroen dan ook vooral gebruikt om doorheen te fietsen of de hond uit te laten. Hier liggen veel kansen om te zorgen voor een gezondere leefomgeving.

De traditionele stadsparken worden daarentegen vaak wél goed benut. Is dat toeval? Nee! Wij zijn ervan overtuigd dat het ontwerp daarbij een cruciale rol speelt. Door de ‘succesfactoren’ van deze parken in kaart te brengen, kunnen ze ook worden ingezet voor de verbetering van buurt- en wijkparken.

De succesfactoren van goede stadsparken

Er bestaat weinig wetenschappelijk onderzoek over de relatie tussen de inrichting en het gebruik van parken. ‘Prettige Plekken, Handboek Mens en Openbare ruimte’ geeft een groot aantal richtlijnen voor parken, die grotendeels gebaseerd zijn op de analyse van tientallen parken in binnen- en buitenland. Zo zijn succesvolle Nederlandse stadsparken, waar jong en oud zich prettig voelt, vaak aan het eind van de 19e eeuw aangelegd, zoals het Vondelpark in Amsterdam, het Kronenburgerpark in Nijmegen en het Sonsbeekpark in Arnhem2. Uiteraard liggen deze parken dicht bij de binnenstad, waardoor veel mensen op mooie dagen het park opzoeken, maar toch is het ‘mensvriendelijke ontwerp’ een zeer belangrijke succesfactor.

Dit soort parken heeft een aantal kenmerken gemeen. Ze zijn in de eerste plaats ontworpen voor de wandelaar: er zijn veel keuzemogelijkheden in routes en door de meanderende paden wisselt het uitzicht bij elke stap. Dit is voor wandelaars visueel interessant.

Er zijn één of meerdere waterpartijen en verschillende groensferen, zodat er steeds iets anders te zien is. Denk bij groensferen aan een ecologische zone met spannende paadjes, een bloemenweide of een rozentuin. En hoewel het qua beheer duurder is dan gazon, trekken kleurrijke plantvakken met eenjarige of vaste planten veel mensen aan, zeker als ze er vlakbij comfortabel kunnen zitten. En ze zijn ook nog eens goed voor vlinders en bijen.

Succesvolle parken hebben verder volop bankjes om uit te rusten, van de omgeving te genieten of iets te eten of drinken. Ook liggen er vaak iconische gebouwen, soms in de vorm van horeca met een terras, in of aan het park. Bouwen in een park roept nogal eens weerstand op, maar een fraai gebouw kan een park juist allure en identiteit geven. Andere zaken die een rol spelen bij het succes zijn dat het park is afgeschermd van autoverkeer, dat er gevarieerde voorzieningen voor sport en spel zijn, evenals een duidelijk hondenbeleid en herkenbare entrees, die uitstralen: u betreedt hier een ‘andere wereld’, waar andere regels gelden3.

Tien ingrediënten voor een succesvol stadspark:

  • Ontworpen voor wandelaars en met een grote keuze aan wandelroutes met afwisselend uitzicht en bankjes onderweg.
  • Voldoende voorzieningen voor alle doelgroepen voor spel, sport, ontmoeting, reuring én rust.
  • Volop visuele variatie door middel van water, ligweiden, gebouwen, open/dicht, etc.
  • Aantrekkelijk gebouwen in of aan het park, al dan niet met horeca of andere voorzieningen.
  • Afbakening (liefst groen) van het park met duidelijke entrees.
  • Variatie in groen: vaste plantenvakken, rozentuin, bomen, heesters, ecologische zone, etc.
  • Afscherming van het park voor stadsgeluiden van onder andere verkeer (muur, bebouwing, wal).
  • Aandacht voor sociale veiligheid: voldoende zicht door zichtlijnen, horeca (met terras) of een beheergebouwtje en makkelijk te vinden uitgangen.
  • Goed bereikbaar, ook voor minder mobiele mensen en met het openbaar vervoer.
  • Extra’s waar mensen voor ‘omreizen’, zoals kunst, dieren, openluchttheater, etc.

Nieuwe parken niet vanzelf goed gebruikt

Politici en bestuurders hebben vaak huizenhoge ambities wat betreft een gezonde omgeving en er gaan miljoenen naar nieuwe parken of herinrichting van bestaande parken. Daarbij heerst vaak het naïeve idee dat die altijd goed ontworpen zijn en dus als vanzelf goed gebruikt zullen worden. De praktijk is echter weerbarstiger; lang niet elk nieuw aangelegd park wordt goed bezocht. Hoe komt dat nu?

Veel moderne parken in ons land bestaan vooral uit gras en bomen. Dit wordt vaak gedaan ten behoeve van een gevoel van veiligheid, maar regelmatig schiet dit door. Gazons zijn namelijk totaal niet interessant om naar te kijken en door de openheid wordt er geen geborgenheid gegeven en kun je zo’n park in één keer overzien, waardoor er niets meer te ontdekken valt. Omdat er in deze parken vaak ook geen leuke horeca of andere voorzieningen zijn, zullen mensen er niet snel terugkomen. De populaire trend van ‘diagonale paden’ in een parkontwerp zijn rampzalig voor het gebruik, omdat deze paden geen afwisselend uitzicht bieden en daarom saai zijn om over te lopen. En nog erger: er worden door deze paden ‘restruimtes’ gecreëerd, die vaak nergens voor kunnen worden gebruikt. Door de ’puntvorm’ en doordat er continue mensen langs lopen, zijn ze onprettig om te liggen, te picknicken, te spelen of te sporten.

We vragen plannenmakers en bestuurders dan ook om kritisch naar een nieuw parkontwerp te kijken; gaat het echt leiden tot een goed gebruikt gezond park? Ook nodigen we iedereen uit om onderbenutte buurt- en wijkparken eens tegen het licht te houden. Welke kwaliteiten missen er? Zijn ze toegankelijk en sociaal veilig, is er de mogelijkheid om een rondje te lopen, zijn er ontmoetingsplekken, sport- en spelvoorzieningen, gevarieerd groen, horeca, etc.? In de praktijk blijkt dat na een goede analyse vaak met kleine en relatief betaalbare ingrepen al een grote stap kan worden gezet om deze groengebieden aantrekkelijker en gezonder te maken voor de gebruikers. Bijkomend voordeel is dat ze dan ook de overvolle stadparken enigszins kunnen ontlasten.

Kyra Kuitert en Rosemarie Maas zijn auteurs van ‘Prettige Plekken, Handboek Mens & Openbare ruimte’ en adviseren vanuit Bureau KM over een goed gebruikte openbare ruimte.