Guus Puylaert, redacteur Biind

Wat doen we met al die data?

Toen ik als kleine jongen bij mijn ouders in de auto op de achterbank zat, op weg naar ons vakantieadres, gebruikten we een landkaart om onze route uit te stippelen. Later werd dat de aloude TomTom. Nu ik zelf achter het stuur zit, zet ik Google Maps aan. Die leest voor waar ik heen moet en suggereert alternatieve routes bij wegopbrekingen en files.

Slimme mobiliteit biedt ons als gebruikers enorm veel mogelijkheden. We gebruiken het voor allerlei mooie toepassingen in het verkeer die het niet alleen makkelijker maken, maar ook veiliger en – erg belangrijk voor Nederlanders – goedkoper. Maar er zit ook een grens aan de maatschappelijke functie van smart mobility, zo vertelde Carlo van de Weijer van de TU Eindhoven mij: “We moeten niet steeds meer en sneller willen reizen, maar ons afvragen wat het maatschappelijk nut is”. Het gesprek met hem lees je hier. Een verhelderend inzicht.

Oké, misschien zijn niet alle nieuwe mobiliteitsvormen nuttig, maar ze leveren wel een hoop nieuwe data op. Wat doen we dan met al die data? Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat maakt sinds 2011 beleid op het gebied van smart mobility en trekt daarin op met de markt: de publiek-private samenwerking is allang geen novum meer. In een dubbelinterview leggen Caspar de Jonge en Wouter Quite van het ministerie uit hoe hun digitaliseringsstrategie eruit ziet.

De publiek-private samenwerking verloopt nog lang niet altijd optimaal, weet Luc Wismans ook. Volgens de programmamanager Smart Mobility bij Goudappel Coffeng zijn de rollen en verantwoordelijkheden rondom data nog niet op orde. Hij schreef er deze blog over.


Beleidsmatig staat er dus nogal wat op de agenda rondom data. Dan moeten we het beleid ook nog zo inrichten dat het voor de eindgebruiker niet te moeilijk wordt en nuttig blijft. Het zijn interessante tijden, om over privacyaspecten nog maar te zwijgen. Wellicht bewaren we dat onderwerp voor een volgende editie.