Interview

Slimme mobiliteit ook toegankelijke mobiliteit?

‘Je kunt bijvoorbeeld op stations met verlichting aangeven wat de belangrijkste sporen zijn. Dat is niet alleen handig voor slechtzienden, maar voor iedereen’

Door: Manon van Ketwich


De mobiliteitswereld wordt overspoeld met handige applicaties die de reis voor consumenten makkelijker, sneller en comfortabeler maken. Voor mensen met een beperking is reizen überhaupt al een opgave. Hoe kunnen slimme technieken het reizen ook voor hen gemakkelijker maken?

“Twintig jaar geleden was het heel erg moeilijk om je weg te vinden”, weet Tim in ’t Veld uit ervaring. Hij heeft een visuele beperking en ziet maar heel weinig. Met zijn bedrijf Blind Mobility houdt hij zich onder meer bezig met de digitale toegankelijkheid van websites. Ook is hij, samen met zijn compagnon, bezig met het ontwikkelen van een navigatie-app die mensen met een visuele beperking door middel van augmented reality de weg wijst op station Arnhem Centraal. “Vroeger liep ik een route met een memorecorder in de hand die me vertelde hoe de weg liep. De 9292-app bestond nog niet, dus het plannen van een reis lukte nauwelijks, laat staan dat ik wist of de bus of trein vertraging had. Reizen deed ik alleen op vaste trajecten en met veel hulp van anderen.”

Live de bus volgen

Tijden zijn veranderd, ook voor In ’t Veld. “Tegenwoordig heb je veel apps, met name op het gebied van reizen plannen. Er zijn steeds meer technieken beschikbaar om reisinformatie te delen en bovendien is de toegankelijkheid van de fysieke leefomgeving sterk verbeterd.” In de praktijk komt het erop neer dat In ’t Veld op zijn telefoon live de bus kan volgen en dus ook op de hoogte is van eventuele vertragingen. Bovendien kan hij de reisinformatie op een bord bij het station laten voorlezen. “De dichtheid van openbaar vervoer is ook toegenomen ten opzichte van twintig jaar gelezen. Er rijden gewoon veel meer bussen en treinen.”


Tot zo ver het goede nieuws. “Ik zie zelf nog net genoeg om me te kunnen redden met de beschikbare hulpmiddelen. Voor mensen die volledig blind zijn blijft het moeilijk. De toegankelijkheid van stations laat nog steeds te wensen over. Bovendien zijn de apps en technieken heel erg gefragmenteerd, je hebt bijna een academische graad nodig om ze allemaal te gebruiken. Daarnaast moet de betrouwbaarheid van de apps omhoog.”

Kleine groep

In ’t Veld beseft dat het relatief gezien om een kleine groep gaat voor wie dit soort apps ontwikkeld kunnen worden en dat slimme technieken daarom nog niet optimaal benut worden voor mensen met een (visuele) beperking. “Dat maakt het lastig, dat snap ik ook wel. Deels komt het omdat we nog niet weten hoe we de techniek het beste kunnen inzetten.”


Door bij het inrichten van de fysieke leefomgeving rekening te houden met iedereen, zorg je er al voor dat reizen een stuk toegankelijker wordt. “Je kunt bijvoorbeeld op stations met verlichting aangeven wat de belangrijkste sporen zijn. Dat is niet alleen handig voor slechtzienden, maar voor iedereen.”

Openbare data voor iedereen

De grootste winst zit volgens In ’t Veld in het openbaar maken van alle beschikbare data. “Pas dan kunnen we het effectief inzetten. De standaardisatie van informatie is heel belangrijk.” Maar werkt het openbaar maken van data niet nog meer versnippering in de hand? “Nee, dat denk ik niet”, zegt In ’t Veld. “Want iedere ontwikkelaar gebruikt dezelfde data, dat is nu niet het geval. Het is vervolgens aan de gebruiker zelf om te bepalen welke app hij het liefst gebruikt. Dat gebeurt nu ook al, zo werkt de markt.”


In ’t Veld ziet bijvoorbeeld mogelijkheden om objecten in de openbare ruimte op te nemen in kaarten. “Het zou voor mij handig zijn om te weten waar de dichtstbijzijnde afvalbak is of waar ik in de buurt veilig kan oversteken. Al deze data staat ergens, maar is niet voor iedereen beschikbaar. Bij mijn weten is de overheid verantwoordelijk voor de infrastructuur in Nederland, laat ze die verantwoordelijkheid ook nemen voor de digitale infrastructuur.”

‘Bij mijn weten is de overheid verantwoordelijk voor de infrastructuur in Nederland, laat ze die verantwoordelijkheid ook nemen voor de digitale infrastructuur’