De Mobiliteitsdonut & De postindustriële samenleving

Dromen over de toekomst, we doen het allemaal. De vergezichten van de stad en hoe we er doorheen bewegen verschillen enorm. Gaan we vliegen? Wordt het delen van mobiliteit echt de norm? Plannen we alles via één app? Verdwijnt de bus? Ondanks dat we de antwoorden nog niet hebben, moeten we wel nadenken op wat voor een toekomst we afstevenen en hoe we die vanaf vandaag willen vormgeven.

Auteurs: Babet Hendriks en Martijn van de Leur

Babet Hendriks

Martijn van de Leur

Ons denkkader: de Mobiliteitsdonut

Het denkkader dat ons hierbij helpt is de Mobiliteitsdonut (Lees ook het artikel dat eerder hierover in Biind Magazine verscheen). De Mobiliteitsdonut laat een bandbreedte zien waarbinnen het mobiliteitssysteem zich zou moeten bevinden. Daar waar het systeem in balans is. Deze gedachte is afgeleid van de Donuteconomie van Kate Raworth.

In het model is basismobiliteit de minimale ondergrens om onderweg te kunnen gaan. Ontbreekt het iemand aan vaardigheden, financiële middelen, toegang tot mobiliteitsaanbod of het vertrouwen dat hij/zij een bepaalde reis kan maken, dan ontstaat er een kans op mobiliteitsarmoede. Dit is het gat in de donut. Alle bovenmatige mobiliteit, voorbij de bovenste grens, levert druk op onze leefomgeving, samenleving, klimaat en natuur. Daarom moet het systeem in balans raken en blijven. Balans betekent in dit geval ook mobiliteitsgeluk voor reizigers. De mate van het ervaren van mobiliteitsgeluk is natuurlijk persoonlijk. En daarom zetten we de mens centraal in ons denken!

Mobiliteit kan niet oneindig gefaciliteerd worden. Op dit moment richt het mobiliteitssysteem zich vooral op het vergroten en versnellen van de mogelijkheden voor de groep die al onderweg kan. Verondersteld wordt dat dit essentieel is voor economische groei. Om de balans te bereiken, waar we naar zoeken met de Mobiliteitsdonut, moeten we kritisch kijken naar wie we op weg helpen met de investeringen van vandaag.

Mobiliteit in de postindustriële samenleving

De huidige analyses die ten grondslag liggen aan beslissingen over investeringen in het hoofdwegennet beschouwen onvoldoende in de breedte de verre toekomst van onze samenleving. Infrastructuur wordt aangelegd voor een lange periode maar in deze periode verandert onze samenleving. Onze industriële samenleving verdwijnt langzaam naar de achtergrond en maakt plaats voor de postindustriële samenleving, gedreven door vergaande digitalisering. In de toekomst ontwikkelt dit mogelijk naar een op artifical intelligence gebaseerde samenleving. Deze transitie verandert ons leven en daarmee ook onze (mobiliteits-)behoeftes. Het risico is dat we later tot de conclusie komen dat veel investeringen in nieuwe infrastructuur op lange termijn niet nodig waren geweest als we deze ontwikkelingen niet goed (op waarde) inschatten. En dat we mogelijk ook zien dat de kansenongelijkheid in de samenleving is toegenomen.

In de tussentijd zien we dat ons mobiliteitssysteem voor grote uitdagingen staat op het gebied van onder andere kansengelijkheid, energieverbruik, uitstoot, ruimtebeslag, geluid en veiligheid. Door het huidige systeem te optimaliseren werken we hieraan maar zowel in de tijd als qua impact zijn de stappen (te) klein. Daarbij laten we mogelijk kansen liggen door een te beperkte blik op de manier waarop onze samenleving zich de komende decennia kan gaan ontwikkelen. Investeringen die we ons nu voornemen moeten slimmer ingezet worden door ons een beter en breder beeld van toekomstige mogelijkheden voor ogen te houden.

Wat betekent het voor de sociale stad als we straks echt allemaal in een eigen ‘cubicle’ rondrijden?

Waar we graag het huidige systeem optimaliseren, moeten we de stap durven zetten om de toekomst te exploreren. Welke toekomstbeelden zijn er en hoe willen we en kunnen we daar vandaag op voorsorteren zodat het mobiliteitssysteem in balans raakt. Ontwikkelingen als robotisering en artificial intelligence zullen de gehele samenleving ingrijpend veranderen. Met technologie kunnen we de wereld beter maken, maar we moeten zeker ook beducht zijn voor de risico’s en de kwaliteit van leven in de stad. Wat betekent het voor de sociale stad als we straks echt allemaal in een eigen ‘cubicle’ rondrijden? We moeten goed bedenken in wat voor samenleving we straks willen leven en we moeten vandaag de dag al starten om naar die samenleving toe te werken! Wij zijn hier mee gestart, wie doet mee?