Smart City

‘Smart city is een nationale discussie’

‘Het wordt steeds duidelijker dat digitalisering van de stad een enorme impact op de organisatie gaat krijgen.’

Door Reinoud Schaatsbergen


Het tweede programma van het Nationaal Smart City Living Lab is geopend voor deelname. Gemeenten uit heel Nederland kunnen zich opgeven om intensief begeleid te worden in de zoektocht naar slimme oplossingen voor de stad. Initiatiefnemer Hans Nouwens is niet op zoek naar loze ambities; hij wil aan de slag.


Foto boven: Hans Nouwens, directeur Connected Worlds en programmamanager Nationaal Smart City Living Lab.

Donderdag 21 maart 2019 was een belangrijke dag voor digitaal Nederland. Diverse vakgebieden kwamen bij elkaar op de Conferentie Nederland Digitaal om de huidige stand van zaken in digitalisering te bespreken. De opbrengst: een digitaliseringsagenda voor de overheid, een steunverklaring Smart Society en de start van het tweede programma Nationaal Smart City Living Lab. Dit programma is een van de icoonprojecten die vastgesteld zijn in de afgesproken opschaling van smart cities.


“Dat zet druk op de ketel,” aldus Hans Nouwens, programmadirecteur van stichting Nationaal Smart City Living Lab. “In het eerste programma zochten wij met zeven steden naar generieke oplossingen. Dit keer leggen we de nadruk vooral op de lerende organisatie en pakken we het gedeelde element meer op. Het wordt namelijk steeds duidelijker dat de digitalisering van de stad een enorme impact op de organisatie gaat krijgen.”

Competentiemanagement

Het doel van het nieuwe programma is helder: samen optrekken om smart city methodes handen en voeten te geven. Volgens Nouwens is de basis om smart city toepassingen mogelijk te maken grotendeels gelijk. “Neem mobiliteit met 5G als voorbeeld. Het is handig als gemeenten hier een zelfde aanpak voor hanteren, want de meeste mensen rijden van stad naar stad. De basis voor de smart city is een nationale aangelegenheid.”


Om die kennisdeling te faciliteren, is de voortgang per deelnemende gemeente inzichtelijk. “Presentaties, opleiding, verslagen; iedereen gaat van elkaar zien wat de voortgang is, wat werkt en wat niet. Dat is een extra stimulans voor de teamleden om voortgang te kunnen boeken.” Belangrijker dan de individuele casussen, geeft Nouwens aan, is dat de gemeente leert om te gaan met de digitaliseringseffecten. “We stevenen af op een structurele verandering van competentiemanagement, budgettering, nieuwe samenwerkingen, systemen en processen. Dat wordt nog een hele uitdaging.”

Innoveren en opschalen

Nouwens ziet meerdere pilots na een succesvolle afronding toch nog stranden, bijvoorbeeld omdat blijkt dat de stad niet uit de budgetten komt. “Dat is een belangrijke les. Het programma adresseert dit soort problemen. Vaak is er geen ‘nieuw’ geld nodig, maar kunnen de innovaties uit de bestaande middelen gefinancierd worden. Echter, door data ontstaan er andere kostenverdelingen binnen organisaties waar de huidige budgettering niet op is afgestemd. De kosten worden bijvoorbeeld gemaakt voor de openbare verlichting en de opbrengsten komen bij economische zaken. Daar komt een gigantische transformatie in.”


Praten over die transformatie is niet voldoende, geeft Nouwens aan. Het helpt als een medewerker de veranderingen beleeft. “Dan zie je pas wat er allemaal op je afkomt. Zo zijn er andere competenties nodig om om te gaan met data en ook om met burgers in gesprek te gaan over het gebruik van data. Cijfers lijken zo concreet en duidelijk maar het duiden van de data is iets heel anders.”

Leren door te doen

Nouwens schetst een voorbeeld daarvan op basis van de casus van Dordrecht uit het vorige programma: “De metingen lieten hoge waardes in fijnstof zien van negen uur ’s avonds tot één uur ’s nachts. Bij het bespreken van de resultaten probeer je vanuit je eigen referentiekader de oorzaak te achterhalen, maar na verder onderzoek bleek dat geen van die verklaringen de oorzaak waren. Bronduiding is dus zeer belangrijk en niet zo makkelijk.”


Ook kan kennis over datamanipulatie tegenwoordig niet ontbreken. Want hoe weet je dat de data die je krijgt betrouwbaar is? “Is de data te gebruiken voor jouw onderzoeksvraag? Dat is telkens de vraag achter de vraag. Wij weten bijvoorbeeld niet hoe het algoritme van het RIVM is om bepaalde meetwaardes te bepalen, maar wij vertrouwen die organisatie. En dan nog blijft het belangrijk om de kwaliteit van de data in de gaten te houden. Het is vaak een heel proces met meerdere stappen en interpretaties waarin de data wordt verwerkt. Dat leer je door te doen.”

De ondertekening van de steunverklaring Smart Society op 21 maart 2019.

Mona Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, benadrukte tijdens de Conferentie Nederland Digitaal dat de digitalisering van economie en samenleving vraagt om een strategie die in ontwikkeling blijft.

Lessons learned en aanmelden

“Een mooie opmerking van een deelnemer: ‘Ik ben nu bewust onbekwaam’. Die bewustwording is ontzettend belangrijk om oplossingen te vinden in een nieuw organisatiemodel.” Deelname aan het nieuwe programma kun je zien als springplank om smart city te worden. “De ervaringen uit het eerste programma nemen we natuurlijk mee, dat zijn waardevolle lessen.” Deelname is niet voorbehouden aan grote steden. Nouwens laat weten dat kleine gemeenten meer dan welkom zijn en zij nog meer kunnen profiteren van de kennisdeling.


Het nieuwe programma start op 21 juni aanstaande met de ondertekening van de Smart City Deal in het Zuiderstrandtheater te Scheveningen tijdens het jaarlijkse internationale Smart City event.


Aanmelden om deel te nemen aan het programma kan tot 1 juni via deze link. Daar lees je ook wat je als gemeente allemaal krijgt, zoals professionele begeleiding, een basisinfrastructuur met sensoren en een 2-daagse Smart City-leergang. Benieuwd wat andere gemeenten uit het programma haalden? Download dan gratis de Lessons learned.