Ruimtelijke ontwikkeling in 2021: integraler en complexer

Tekst: Manon van Ketwich

Foto boven: Shutterstock

Bij de terugblik op 2020 zal Felix Wigman niet alleen de pandemie noemen als gezichtbepalend voor dit jaar. De overname van BRO, waar Wigman directievoorzitter van is, door Movares is minstens zo ingrijpend geweest. In de goede zin van het woord, uiteraard. “Samen leveren we een nog betere bijdrage aan de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland.” De samenwerking met Movares kent volgens Wigman veel voordelen, maar drie elementen springen er wat hem betreft bovenuit. “Ten eerste zijn BRO en Movares op verschillende schaalniveaus actief. BRO beweegt zich vooral op het vlak van visie, beleid en het omgevingsgerecht. Af en toe zijn we bezig met de uitvoering, bijvoorbeeld als gebiedsregisseur of als omgevingsmanager. Movares beschikt over specialistische kennis van infrastructuur en mobiliteit, van bruggen, havens en sluizen. Juist omdat we op die twee schaalniveaus werken, kunnen we veel aan elkaar hebben en samen bijdragen aan de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland.”

Samen meer diepgang “Het is altijd de vraag hoe beleid uitpakt in de praktijk. Dus als je weet hoe bepaalde zaken gaan lopen, ook technisch gezien, dan heb je daar voordeel van. Anderzijds is het voor Movares prettig om te weten hoe bij een project in de planfase de besluitvorming in z’n werk is gegaan. We zien nu al dat onze samenwerking een meerwaarde heeft. Niet in de laatste plaats omdat we met de 900 mensen die bij Movares werken, ten opzichte van de 80 die bij BRO rondlopen, veel meer diepgang kunnen creëren op thema’s die de komende tijd heel bepalend zullen zijn. Denk aan klimaatadaptatie, energietransitie, duurzaamheid en circulariteit.” Het tweede punt dat Wigman noemt is data. “Door op basis van data visie te ontwikkelen kan je je advisering verbeteren. Wederom is de slagkracht en de omvang van Movares daarin bepalend voor de uitvoeringskracht. En ten derde noem ik regionalisering. Met de drie vestigingen van BRO en de vijf van Movares zijn we nu nog beter aanwezig in de regio. Dat klinkt misschien gek in deze tijd waarin we allemaal thuiswerken. Maar ik geloof dat straks nabijheid een voorwaarde is voor een goede dienstverlening.”

Proces én inhoud complexer Integraliteit is wat Wigman betreft het centrale thema voor het komende jaar. “We gaan afstappen van de sectorale benadering van problemen. Alles wordt integraler, de ruimtelijke ontwikkeling wordt steeds complexer, zowel wat betreft het proces als de inhoud. Door bijvoorbeeld een opgave als klimaatadaptatie te koppelen aan het creëren van een aantrekkelijke leefomgeving, onstaan heel veel kansen. Daar kun je veel mee bereiken, bovendien kan je op financieel vlak meerwaarde creëren door slimme koppelingen te maken.” Een integrale benadering betekent dat je van alle thema’s op de hoogte moet zijn. Deze werkwijze begint volgens Wigman steeds meer voeten aan de grond te krijgen bij overheden. “Helaas is de organisatiestructuur nog steeds vrij verzuild, dat moet je zien te doorbreken. Ik denk dat dat de oplossing is voor een integralere werkwijze, maar het is niet eenvoudig. Je kunt het op ambtelijk niveau wel voor elkaar krijgen, maar op bestuurlijk niveau heb je nog steeds te maken met portefeuilles. De Omgevingswet gaat ons gelukkig wel helpen. Er ontstaat daarmee een noodzaak om met bredere thema’s aan de slag te gaan. Je moet er als overheid naar handelen, als marktpartij trouwens ook.”

“We gaan afstappen van de sectorale benadering van problemen. Alles wordt integraler, de ruimtelijke ontwikkeling wordt steeds complexer, zowel wat betreft het proces als de inhoud.”

Felix Wigman (vooraan) tekent de overeenkomst met Movares

Ruimtelijke kwaliteit wordt bepalend Gaan de huidige opgaven ook hun invloed hebben op hoe binnensteden eruit komen te zien? “Je zag in de jaren ’80 dat er loopgebieden kwamen in de binnenstad. Er moesten luifels komen aan de gevels in de winkelgebieden. Ik geloof niet dat de integrale benadering echt specifieke kenmerken naar voren gaat halen zoals in die periode. Het besef van de ruimtelijke kwaliteit gaat bepalend zijn. We zullen meer uitgaan van een aantrekkelijke openbare ruimte waar mobiliteit ingepast gaat worden, in plaats van andersom.”

Gemengd gebruik van ruimte en gebouwen is, naast integraliteit, een tweede trend die Wigman noemt voor 2021. “Gebieden zullen niet meer ingericht worden puur voor alleen wonen of werken, dat zal veel meer samengaan.

Dat vraagt om flexibiliteit, je moet kunnen meeademen met de markt. Daar waar infrastructuur ligt of verbeterd kan worden zullen we woon-werkgebieden realiseren..”

Niets is voor de eeuwigheid Flexibel zullen we volgens Wigman altijd moeten blijven. Want hoewel ingrepen in de fysieke leefomgeving altijd voor langere periode worden gedaan, veranderen onze behoeften voortdurend. “Bovendien ontwikkelt de techniek zich, dat blijft zo. We zullen nieuwe inzichten opdoen. Je ziet nu al dat het besef er is dat wat we doen, niet voor de eeuwigheid is. Een circulair gebouw wordt neergezet met de gedachte dat het ooit weer afgebroken zal worden.” In de dagelijkse praktijk van BRO werkt dit door. “Bij woningbouwprojecten kijken we naar de wijk en hoe die zich ontwikkelt.

Bedrijventerreinen worden zo ingericht dat ze kunnen schakelen naar andere vormen als de handel of industrie daarom vraagt. Daarom is die samenwerking met Movares ook zo belangrijk. Samen hebben we veel meer kennis en kunnen we kennis ontwikkelen.”

Het komende jaar zal voor BRO voor een belangrijk deel in het teken staan van de invoering van de Omgevingswet. “We zullen overheden helpen bij de verandering die eraan zit te komen. Hen helpen bij het aanpassen van de organisatiestructuur. Er moeten visies gemaakt worden, plannen en programma’s. Daar gaat heel veel energie in zitten.”

“Gebieden zullen niet meer ingericht worden puur voor alleen wonen of werken, dat zal veel meer samengaan. Dat vraagt om flexibiliteit, je moet kunnen meeademen met de markt.”