Duurzaam bouwen

Vrijheid en merkidentiteit als basis voor samenwerking

"Zie het contract als een huwelijk: als je gaat trouwen, moet je niet al bezig zijn met de voorwaarden van een scheiding"

Door Reinoud Schaatsbergen


We horen regelmatig dat we meer moeten samenwerken, dat dit de sleutel is tot succesvolle initiatieven. Hóe je dat doet, blijft vaak onbekend. “Dat is maatwerk”, wordt dan gezegd. Of: “Ga het gesprek aan, de rest volgt vanzelf”. De initiatiefnemers van de Elfstedenhal in Leeuwarden pakten het concreter aan. Het resultaat is een les waar iedereen van kan leren.

‘We zeiden tegen de provincie, heel basaal: als er in Thialf zoveel geld wordt gestoken, kan het niet zo zijn dat er in Leeuwarden niets gebeurt’ – Bernhard Bijma

Het is niet overdreven om te zeggen dat de Elfstedenhal in Leeuwarden in recordtempo is gebouwd. De eerste paal werd geslagen in oktober 2014 en nog geen jaar later, in juni 2015, werd het gebouw in gebruik genomen. Inclusief ontwerp besloeg het gehele proces anderhalf jaar. De truc, beamen zowel Bouwgroep Dijkstra Draisma en de gemeente Leeuwarden, was elkaar de ruimte geven.

Verstand van zaken

Vanaf het prille begin werd er samengewerkt om de Elfstedenhal te realiseren, aldus Bernhard Bijma, projectleider vanuit gemeente Leeuwarden. “De enige hal in de stad was een oude Menkenhal die aan het eind van zijn latijn was,” vertelt hij. “Nieuwbouw was de enige optie, maar de stichting die de hal beheerde kon de kapitaalslasten daarvan niet dragen. Tegelijkertijd speelde in de provincie de discussie over het vernieuwen van Thialf.” Dat is waar de gemeente kansen zag.

“Wij hebben meegelift op het politieke geweld. We zeiden tegen de provincie, heel basaal: als er in Thialf zoveel geld wordt gestoken, kan het niet zo zijn dat er in Leeuwarden niets gebeurt. We maakten ook kenbaar dat wij al een proces klaar hadden liggen om een nieuwe hal te realiseren.” Over dat proces is Bernhard eerlijk en glashelder: “Wij hebben als gemeente geen verstand van ijshallen. Dus als we de subsidie kregen, stond het vast dat de hal aan de stichting werd verhuurd en zij verantwoordelijk werden voor exploitatie. Waar wij wél verstand van hebben, is aanbesteden. Zo maakten we al direct gebruik van elkaars expertise.”

Samenkomst

“Energieverbruik en bezoekers; dat is waar een ijshal op draait. Kaartverkoop werd geregeld door de stichting, dus de vraag was hoe we grip konden krijgen op energiereductie. Daar wilden we in ontzorgd worden. Het idee ontstond om de markt zo maximaal mogelijk in te schakelen om tot een optimum te komen van het geld dat beschikbaar was.” Concreet betekent dit dat de gemeente geen keuzes, methodes of producten verplicht stelde bij het ontwerp- en bouwproces, maar de aannemer geheel vrij liet zolang er werd voldaan aan het programma van eisen.


Tegelijkertijd was er een bouwcombinatie ontstaan, bestaande uit onder andere Bouwgroep Dijkstra Draisma, Jorritsma Bouw en architectenbureau GEAR, die meedongen naar de tender van Thialf. “Dat lukte niet, helaas,” vertelt Biense Dijkstra, directeur van Bouwgroep Dijkstra Draisma. “Toen zeiden we: Leeuwarden komt er ook aan, is het niet handig de combinatie te behouden?” Van het een kwam het ander.


De bouwcombinatie moest wel een flinke draai maken in de verwachtingen. Immers was Thialf een megaproject van ruim vijftig miljoen euro en stond de bouwcombinatie nu ineens voor een veel kleinere propositie, zo rond de veertien miljoen. Toch zag Dijkstra Draisma alleen maar kansen. “Ze (de gemeente en stichting, red.) kwamen uit een kneuterig ijshalletje, maar dat vonden we juist heel mooi,” aldus Biense. “Die identiteit wilden we ook behouden. Dat zie je nu bijvoorbeeld terug in de houten spanten in de Elfstedenhal, die ook in de oorspronkelijke hal waren toegepast.”

Merkidentiteit

De bouwcombinatie kon zich goed vinden in de uitvraag van de gemeente. Flexibiliteit stond daarin centraal. “Een van de eisen was dat de aannemer verantwoordelijk werd voor het onderhoud en voor de levering van energie van de hal, elk voor een vast bedrag,” vertelt Bernhard. “Dat is een contract geworden van 25 jaar. De truc hierin is dat de bouwcombinatie binnen deze constructie mocht spelen met keuzes. Ze mochten bijvoorbeeld best zonnepanelen plaatsen om energiekosten te drukken. Vinden wij het erg dat zij daaraan verdienen? Nee, want wij krijgen wat we willen voor het bedrag dat wij ervoor over hebben.”


Om de aanbesteding verder aan te scherpen, is door de gemeente en de stichting een merkidentiteit van de hal opgesteld. Het uitgangspunt daarvan was, haast onvermijdelijk, de Elfstedentocht. De merkidentiteit moest de leidraad gaan vormen voor alle keuzes in het proces. “Alles wat ten goede komt aan de identiteit van de hal heeft direct invloed op de exploitatie en dus hoe goed de hal draait,” zegt Bernhard. “Dat ontzorgt ons weer. Zo hebben we de constructie van de hal ook aangevlogen. Het idee daarachter is dat de uitstraling door te vertalen is naar materialisatie.”


Voor een ijshal is dat best een uitdaging, want uiteindelijk is het weinig meer dan ‘een grote bak met een ijsvloer en open lucht’, aldus Bernhard. Architectonisch is dat echter goed opgepakt. Een sprekend voorbeeld is het facilitair gebouw, dat vanaf de finish te zien is. “De gevel van die kant van het gebouw lijkt net op een stadje, met bijpassende raampartijen enzovoorts. Dus als je elf rondjes schaatst op de baan, kom je langs elf stadjes.” Het is een van de vele manieren waarop de Elfstedentochtuitstraling ingebakken is in de hal, wat mogelijk werd door de merkidentiteit in stap één te definiëren.

‘We hebben de uitdaging echt opgezocht. De hele ‘het wordt niet gevraagd, dus doen we het niet’-houding is niet aan ons besteed’ – Biense Dijkstra

Verantwoordelijkheid

Een andere pré was energiezuinigheid. De gemeente wond hier geen doekjes om, legt Bernhard uit: “We hebben geen maatregelen voorgeschreven. Wij bleven hangen bij het doel: de hal moet zo energiezuinig mogelijk zijn. Dus, aannemer, wat doe je daaraan?” Door die vraag neer te leggen, kon de bouwcombinatie zelf met een aanpak komen binnen een op voorhand opgesteld financieel raamwerk. “Zij mochten aan de knoppen draaien. Dat is voor beide partijen een win, want de bouwcombinatie kan haar eigen werkwijze bepalen en wij krijgen wat we willen: een energiezuinige hal.”

Deze werkwijze sprak Dijkstra Draisma erg aan, vooral de focus op duurzaamheid en energiezuinigheid. “Wij zijn zelf al jaren bezig met bijvoorbeeld gasloos wonen en nu kregen we de kans om dit ook bij utilitaire bouw toe te passen,” aldus Egbert Zwarts, die vanuit Dijkstra Draisma optrad als projectleider van de Elfstedenhal. “Vooral met een ijshal was dat een uitdaging. Bovendien was die energie direct een primair belang, omdat we 25 jaar lang kwaliteit moesten garanderen.”

Egbert noemt als voorbeeld de vloeren. In de uitvraag werden niet de hoogste eisen gesteld aan de betonvloeren onder het ijs. Maar, zegt Egbert: “Hoe vlakker de vloer, hoe gelijkmatiger de ijsdikte en hoe minder energie nodig is om het te verharden. Dus ondanks dat niet de hoogste eisen werden gesteld, was het voor ons van belang om hier goed op te presteren.” De verantwoordelijkheid die bij de aannemer kwam te liggen, werd dus juist gewaardeerd, zo beaamt Biense: “We hebben de uitdaging echt opgezocht. De hele ‘het wordt niet gevraagd, dus doen we het niet’-houding is niet aan ons besteed.”


Aardwarmte

De vrijheid die geboden werd door de gemeente stelde Dijkstra Draisma in staat hun eigen methodes voor het onderhoud van de Elfstedenhal door te ontwikkelen. Zo heeft het bedrijf al tijden het plan om bronnen te slaan voor aardwarmte, onder andere in Leeuwarden. Dijkstra Draisma wil die energie gaan inzetten voor de Elfstedenhal. “Er was geen duurzame warmte voor handen in Leeuwarden, dus wij zijn zo brutaal geweest dat op te starten,” vertelt Biense.

“Dit zit al langer in de pijplijn, dus het komt goed uit voor de hal. Het is vooral voorbereidend werk, want over zeven à tien jaar is er niet meer voldoende biogas beschikbaar.” Een bijkomend voordeel is dat de bouwgroep het budget van de gemeente voor het onderhouden van de energievoorziening behoudt. De wijziging in hun methode is voor de gemeente geen probleem. “Wederom: wij vinden het niet erg dat zij spelen met keuzes, want ons doel blijft behaald,” aldus Bernhard. “Wij willen de aannemer laten doen waar zij goed in is. Die vrijheid moet je aan elkaar gunnen. Dat stukje vertrouwen, daar hebben we de hele samenwerking op gebouwd.”

Geven en nemen

Een dergelijke samenwerking klinkt ideaal, maar vergt ook veel vertrouwen. Hoe wordt omgegaan met risico’s? “Er zijn natuurlijk een aantal zaken van tevoren vastgezet, bijvoorbeeld de opleverdatum of praktische zaken als de breedte van de ijsbaan, maar hoe die aangevlogen werden was aan de aannemer. We zaten regelmatig bij elkaar om het proces door te lopen en bij te sturen waar nodig. Dat zorgde voor veel vrijheid en tempo bij de aannemer, terwijl het ons de kans gaf te sturen waar dat nodig was.”

“Er stonden boetes tegenover als zaken niet gehaald werden, maar ik heb die nooit geïnd gezien. Die boetes zijn vooral een stok achter de deur. Als wij ons zorgen maakten, trokken we aan de bel en bespraken we het met elkaar. Dan is het een kwestie van vertrouwen geven en nemen. Ik zie op zo’n moment het contract als een huwelijk: als je gaat trouwen moet je niet al bezig zijn met de voorwaarden van een scheiding.”

Dat punt brengt Bernhard terug bij zijn eerdere statement: “Ik vind dat een aannemer mag verdienen op het werk dat wij hem geven. Ik heb daar ook baat bij. Ja, dat vraagt om een andere houding, om meer vertrouwen in samenwerking, maar we mogen in Nederland best wat meer die kant op gaan. Als je mensen in hun kracht zet, wordt het werk leuker en wordt een beter product geleverd.”