Samenwerking brengt fiets naar een hoger plan

Foto: Shutterstock

Auteur: Manon van Ketwich

Al meer dan twintig jaar staat de fiets op de politieke agenda van provincie Noord-Brabant. Met een klein team wordt gewerkt aan onder meer gedragsbeïnvloeding, ontwikkeling van fietsdata en de uitbreiding van het snelfietsroutenetwerk.

“De fiets is onmisbaar in het Nederlandse mobiliteitssysteem”, weet Roger Heijltjes. Hij is voor de provincie Noord-Brabant programmaleider van Fiets in de Versnelling. “Waarschijnlijk is dat de reden dat het onderwerp, hoewel geen wettelijke taak van de provincie, al meer dan twintig jaar bij elke bestuursperiode door Provinciale Staten op de agenda wordt gezet. Nu we de noodzaak zien voor een transitie naar duurzaam en emissieloos vervoer gaat het onderwerp fiets vanzelfsprekend naar urgent.”

Daarnaast ziet Heijltjes ook kansen voor de fiets. “Onder meer door de opkomst van de elektrische fiets kunnen we langere afstanden afleggen met evenveel of minder moeite. Forenzen pakken daardoor niet meer klakkeloos de auto. Steeds meer mensen kijken ook anders naar reistijd: ontspanning en gezondheid zijn belangrijke redenen om te gaan fietsen.”

Roger Heijltjes, provincie Noord-Brabant

Verschillende rollen Primair heeft de provincie een regierol, maar ze is tegelijkertijd verbinder, aanjager en soms trekker. “Dat hangt af van het schaalniveau waarop we opereren. Samen met een aantal steden hebben we de Samenwerkingsagenda BrabantStad FIETS opgesteld, daar is ook de Breda University of Applied Sciences (BUAS) bij betrokken.”

In deze agenda is onder meer de ambitie vastgelegd om het aantal fietskilometers in de Noord-Brabantse mobiliteit in 2027 tot 20 procent te laten stijgen ten opzichte van 2017. Dit doel sluit aan bij de landelijke fietssamenwerking in Tour de Force.

Met het samenwerkingsverband BrabantStad en andere gemeenten werkt de provincie samen aan het ontwikkelen van snelfietsroutes. “We hebben een subsidieregeling in het leven geroepen waarmee we onze rol als aanjager met euro’s kracht bijzetten”, aldus Heijltjes. Het eerder genoemde Tour de Force is de fietssamenwerking op landelijk niveau waarbij kennisdeling over hoogwaardige fietsroutes en digitalisering belangrijke thema’s zijn. Op dat vlak werken we veel samen met BUAS, bijvoorbeeld bij het monitoren van snelfietsroutes en de ontwikkeling van nieuwe datatools .”

De ontwikkeling van het snelfietsroutenetwerk is een van de speerpunten voor de komende jaren

Verbinding met andere domeinen Omdat het ‘fietsteam’ van de provincie vrij klein is, zoeken Heijltjes en zijn collega’s veel contact met andere domeinen. “Bij het opstellen van het programma Fiets in de versnelling hebben we heel expliciet gekeken naar verbinding met andere beleidsterreinen, bijvoorbeeld op het gebied van gezondheid en luchtkwaliteit. Dat hebben we vastgelegd en heeft zich vertaald naar concrete projecten.” Een van die projecten is Zon op Infra, dat de implementatie van zonne-energiesystemen in het wegdek bevordert. “Dit soort dingen komt alleen maar tot stand door samenwerking. Dat doen we ook met werkgevers via het Brabant Mobiliteitsnetwerk (BMN). In communities bespreken we hoe we samen de filedruk in de provincie kunnen verminderen. Om gedragsverandering voor elkaar te krijgen is samenwerking met bedrijven essentieel.”

“De fiets heeft een achterstand, dat moeten we zien te veranderen, bij voorkeur zo snel mogelijk.”

In de afgelopen jaren heeft het fietsteam zoveel aandacht voor de fiets gegenereerd dat anderen hen ook weten te vinden. “Dat hebben we voor elkaar gekregen door onze boodschap te blijven herhalen en door onze resultaten te tonen. Via ons partnerbericht communiceren we met gemeenten en andere organisaties wat we allemaal doen.”

Door al het werk dat Heijltjes en zijn team de afgelopen tijd verzet hebben, lijkt het alsof de fiets een prominente positie heeft verworven in Noord-Brabant. Volgens Heijltjes moet dat wel in perspectief gezien worden. “We hebben maar beperkte middelen. Ten opzichte van de auto en het openbaar vervoer neemt de fiets maar een bescheiden plek in. We zullen de komende jaren moeten blijven vechten voor de positie van de fiets. Zeker omdat Noord-Brabant primair een autoprovincie is. Waar dat aan ligt? Ik denk dat daar met name politieke keuzes aan ten grondslag liggen. Het helpt dat de verschillende steden zich via de Samenwerkingsagenda hebben gecommitteerd aan de doelstellingen van Tour de Force, wat we terugzien in de investeringen in infrastructuur.” Maar hoewel ook de provincie duidelijk een belangrijke positie ziet voor de fiets, zijn investeringen in wegen nog vaak gebaseerd op auto-georiënteerde verkeersmodellen. “Die modellen gaan ervanuit dat er een probleem is op het moment dat de auto stil staat. Op basis van die zogenaamde autoverliesuren wordt dan bepaald dat er meer asfalt moet komen.” Gelukkig ziet Heijltjes ook een kentering. “Decennialang waren de verkeersmodellen autogericht, maar sinds een jaar of vijf worden ook de fiets en het ov erin meegenomen. We zien het dus mondjesmaat veranderen. Vooral door de toename van beschikbare fietsdata zien we de potentie van de fiets. De fiets heeft een achterstand, dat moeten we zien te veranderen, bij voorkeur zo snel mogelijk.”

Corona: kans of bedreiging? Het lijkt eenvoudig om het gebruik van de fiets te stimuleren door er als provincie simpelweg meer geld aan uit te geven. Zo werkt dat echter niet, weet Heijltjes, zeker niet nu het coronavirus veel plannen onder druk zet. “Het blijft altijd een politieke afweging. Overheden moeten momenteel echt alle zeilen bijzetten omdat ze financieel onder druk staan. Ik zie op korte termijn geen extra geld naar mobiliteitsprojecten gaan.” Overal ter wereld worden fietspaden uit de grond gestampt om de druk op het wegennet en het ov te verminderen. Daar lijkt de fiets de heilige graal van de anderhalvemetersamenleving. In Nederland ligt dat anders, denkt Heijltjes. “Ik verwacht zeker dat we op een nieuwe manier leren kijken naar de fiets als oplossing in deze nieuwe werkelijkheid. Alleen hebben we in Nederland al een heel goede fietsinfrastructuur, daar valt toch minder winst te behalen dan in Parijs of Rome. Hier zouden we gebaat zijn bij bredere fietspaden of een oplossing voor drukte bij verkeerslichten.

De komende jaren blijft de provincie als het aan Heijltjes ligt zich inzetten voor zo veel mogelijk mensen op de fiets. De speerpunten, het zijn er zes, zijn helder:

1. Verdere ontwikkeling van het snelfietsroutenetwerk en de zogenaamde feeders. Dat zijn de wegen die vanuit het stedelijk fietsroutenetwerk naar de snelfietsroutes leiden.

2. Gedragsverandering en veiligheid.

3. Bevordering van de fiets in de totale vervoersketen. “Dat betekent niet alleen dat we het fietsparkeren bij ov-haltes goed regelen, maar ook dat we het gebruik van deelfietsen gaan stimuleren.”

4. Kennisdeling en -ontwikkeling. Met BUAS zijn we bezig met Bicycle Oriented development, een kansrijk verstedelijkingsconcept bij beperkte ruimte. We zouden steden zo kunnen ontwikkelen dat je vanuit je woning naar een stedelijke hub gaat voor de volgende modaliteit.

5. Belang van markering en communicatie. Zoals gezegd hebben we een klein team en is samenwerking daarom essentieel.

6. Data, monitoring en evaluatie. We hebben met name behoefte aan GPS-data, fietstellingen zijn niet voldoende. Met GPS-data kunnen we barrières in kaart brengen, met dat soort dingen ontwikkel je pas echt kennis. Ik vind dat het Rijk daar een goede rol in zou moeten pakken.