Hufterproof?
Auteur: Michiel Meurs, From A to B
Toen ik in 1984 afstudeerde aan de TU Delft was ik al geïnteresseerd in duurzaamheid. We spraken toen nog over ‘vervuilers’ en de Club van Rome, klimaatverandering was theorie en er was nog niet zo’n besef van urgentie als er nu is, maar er was genoeg aanleiding voor mij om als ontwerper te willen bijdragen aan duurzame mobiliteit. Aantrekkelijker maken van het openbaar vervoer, door beter comfort, betere wayfinding en meer sociale veiligheid vond ik spannender dan het ontwerpen van een schemerlampje of een huiskamerstoel.
Inmiddels zijn we een stuk verder, met de zichtbare gevolgen van klimaatverandering én met de ideeën over duurzame mobiliteit. Het is veel makkelijker geworden om te kiezen voor schonere manieren van reizen, met reisplanners, OV-fietsen, e-bikes en natuurlijk ook met elektrische auto’s. De meest duurzame manier van reizen is natuurlijk nog altijd het ‘reizen in je leunstoel’. Zo werd vroeger het beleven van avonturen door het lezen van een spannend boek genoemd.
Met thuiswerken in plaats van op locatie, online onderwijs naast les op school en home entertainment als alternatief voor een avondje naar de bioscoop is de behoefte aan fysieke verplaatsing veranderd. Het is niet meer nodig om een hele groep mensen te laten reizen in de ochtendspits, alleen maar om een vergadering bij te wonen.
Dat kan efficiënter en duurzamer met een online meeting. En op zondag met de auto een ritje maken, zonder duidelijk doel, gewoon om een beetje rond te kijken en hier en daar te stoppen klinkt ook niet meer helemaal van deze tijd. De eerste stap naar duurzame mobiliteit is die naar selectieve mobiliteit: je verplaatsen als het moet, thuis of in je eigen buurt blijven als het kan.
Dat een voetbalstadion bestand moet zijn tegen hossende supporters lijkt logisch, maar waarom moet alles wat op straat staat onverwoestbaar zijn?
De verplaatsingen die dan nog wel gemaakt moeten worden doen we zo duurzaam mogelijk: lopend, op de fiets, met het OV of in een ‘schone’ auto. De opmars van de elektrische auto ook onder niet zakelijke (lees: gesubsidieerde) rijders laat zien dat er steeds meer mensen zijn die daadwerkelijk kiezen voor minder belastende oplossingen. Het OV, dat zich lang tevreden hield met het idee van nature al duurzaam te zijn, maakt ook een inhaalslag. De trein rijdt alleen nog maar op groene stroom, en een groot deel van de busvloot is geëlektrificeerd. Bushaltes worden voorzien van groen op de daken. Met meer vraaggericht vervoer, circulaire haltevoorzieningen en persoonlijke, digitale informatievoorziening wordt OV nog efficiënter en dus duurzamer.
We zijn dus goed op weg met de duurzame mobiliteit, maar één ding zit me dwars: wat vervelend dat zoveel fysieke producten in de openbare ruimte zichtbaar ‘hufterproof’ moeten zijn. Dat kost allemaal extra materiaal, extra vaak giftige toevoegingen om te zorgen voor brandwerendheid, en materiaal en arbeid om vernielde onderdelen te vervangen.
Dat een voetbalstadion bestand moet zijn tegen hossende supporters lijkt logisch, maar waarom moet alles wat op straat staat onverwoestbaar zijn? Waarom wordt het normaal gevonden dat verveelde reizigers hun boodschap schrijven en krassen op stoelen, of zelfs proberen onze publieke voorzieningen te slopen?
Ik weet het zeker: vandalisme is niet duurzaam. Laten we er zo snel mogelijk mee ophouden!