Lopen en fietsen: samen optrekken, maar dan wel slim!

Lopen en fietsen worden vaak in één adem als actieve mobiliteit genoemd, maar als het gaat om aandacht, tijd, geld en ruimte zijn ze ook vaak elkaars concurrent. Tot nu toe delft de voetganger daarbij nog vaak het onderspit. Onterecht, want de voordelen van lopen zijn minstens zo groot als die van fietsen. Als we een aantrekkelijke, gezonde leefomgeving voor ons allemaal willen maken, moeten we lopen en fietsen niet als een pot nat zien, maar als twee vormen van mobiliteit die elkaar kunnen versterken en samen op kunnen trekken tegen de ruimte, energie, gezondheid en geld slurpende auto.

Auteur: Annemieke Molster

Europese steden met meer dan 30% fiets in de modal split.

rood =auto, groen=ov, geel=fiets en blauw= lopen

Europese steden met meer dan 40% lopen in de modal split.

rood =auto, groen=ov, geel=fiets en blauw= lopen

De reden om lopen en fietsen op een hoop te gooien is dat ze zoveel gemeen hebben. Maar hoewel de lange lijst met voordelen grotendeels gelijk is, is het voordeel van lopen vaak net wat groter. Zo is het allebei gezond, maar is lopen per kilometer gezonder. Een korte autorit verruilen voor de benenwagen levert dus meer gezondheidswinst op. Daar staat tegenover dat een half uur fietsen gezonder is dan een half uur lopen. Dus zat je eerst op de bank en heb je tijd over, dan kun je beter gaan fietsen. Beide vervoerswijzen zijn ook nagenoeg onschadelijk voor het milieu, maar om te kunnen fietsen heb je wel een fiets nodig en -in het geval van een elektrische fiets- ook nog een accu en elektriciteit.

Meerdere onderzoeken tonen aan dat lopen en fietsen goed zijn voor de lokale economie, maar je oog blijft lopend net wat makkelijker aan iets in de etalage plakken. Omdat je langzamer gaat, kun lopend ook makkelijker contact met andere mensen maken. Ook kan bijna iedereen het, meer nog dan er kunnen fietsen. En hoewel de meeste mensen fietsen naar het station, lopen er meer mensen van het station naar hun eindbestemming en loopt het gros van de mensen van en naar haltes van bus, tram en metro. Nog een belangrijk voordeel is ruimte-efficiëntie. En ook hier spant de voetganger de kroon. Je kunt dichter op elkaar lopen en je hebt geen stalling nodig.

Toch is er één onderwerp waarop de fietser wint en dat is snelheid. Als fietser kun je het op relatief korte afstanden binnen de stad makkelijk winnen van het ov en zelfs van de auto. Met een elektrische versie lukt dat ook op grotere afstanden. Lopend win je het niet zo snel, behalve misschien op afstanden onder de kilometer.

Als we de gezondheidswinst tellen als een gelijkspel, dan staat het nu 7-2 voor lopen. Toch lijken weinig mensen dit zo te zien. De focus op snelheid en filebestrijding maakt dat rijksgeld naar fietsvoorzieningen stroomt en niet of nauwelijks naar voetgangersvoorzieningen. Denk bijvoorbeeld aan het geld uit de programma’s Beter Benutten I en II: ik denk niet dat er ook maar iets naar lopen ging, maar naar fietsen des te meer. Geld van provincies gaat in de regel alleen naar lopen als er een hele duidelijke relatie is met het ov, anders is het een gemeentelijke aangelegenheid. Zonder geld van provincie of rijk ligt het voor de hand dat gemeenten ook minder investeren in loopinfrastructuur.

Tenminste, dat denk ik. Er is bij mijn weten geen gemeente die dit precies bijhoudt. Infrastructuur voor lopen valt onder de brede noemer ‘openbare ruimte’. Gemeenten weten niet wat ze in lopen investeren, niet wat het onderhoud kost, hebben hun looproutenetwerk vaak niet eens op de kaart staan en weten al helemaal niet hoeveel mensen er eigenlijk lopen of op een bepaalde plek oversteken. Deze gaten in de kennis maken dat er weinig aandacht is voor lopen. Onbekend maakt immers onbemind.

Meerdere onderzoeken tonen aan dat lopen en fietsen goed zijn voor de lokale economie, maar je oog blijft lopend net wat makkelijker aan iets in de etalage plakken.

Er zijn gelukkig wel allerlei hoopgevende ontwikkelingen gaande. Op landelijk niveau is er sinds 2019 eindelijk iemand bij het Ministerie van I&W die zich bezighoudt met lopen. In datzelfde jaar werd ook het Platform Ruimte voor Lopen opgericht en publiceerde het KiM voor het eerst een boekje puur over lopen (Loopfeiten). Ook zijn er steeds meer gemeenten die echt loopbeleid ontwikkelen en dat ook waarmaken in concrete projecten buiten. Toch staat dit nog in schril contrast met wat er allemaal gebeurt rond de fiets, zowel als het gaat om kennisontwikkeling, als wanneer het gaat om het daadwerkelijk realiseren van een goed netwerk van looproutes.

De concurrentie tussen fietsen en lopen is ook buiten te zien. De afgelopen decennia is er veel ruimte gemaakt voor fietspaden en aparte fietsstroken. Hoe de verhoudingen precies liggen is onbekend, maar ik denk dat de ruimte die de fiets won, in de meeste gevallen niet terugveroverd werd op de auto, maar ten koste ging van voetpaden. En dat is een probleem, zeker omdat de resterende loopruimte ook al dichtslibt met andere zaken, zoals uitstallingen van winkels, reclameborden en laadpalen voor elektrische auto’s, maar ook heel veel geparkeerde fietsen.

Het feit dat lopen en fietsen elkaar beconcurreren is ook terug te zien in de cijfers van de modal split. Als je in Tabel 1 kijkt naar een overzicht van Europese steden met een hoog aandeel fiets (>30%) dan zijn zes van de vijftien steden Nederlands. Maar kijken we naar steden met een hoog aandeel lopen (>40%) in Tabel 2, dan staat er geen enkele Nederlandse stad meer (zie TEMS tool van EPOMM) Ook binnen Nederland zelf zien we iets dergelijks. In Zwolle wordt bijvoorbeeld veel gefietst, maar weinig gelopen en in Arnhem wordt dan weer relatief veel gelopen, maar weinig gefietst (KiM 2014). Je kunt met de TEMS tool helaas niet 1,2,3 zien hoe goed Nederlandse steden scoren op lopen en fietsen samen. Wel kun je zien in welke steden weinig autogereden wordt. Helaas zien we dan in het overzicht van steden met een autogebruik onder de 30% geen enkele Nederlandse stad terug. Delft en Houten vallen er met 31% net buiten en moeten 69 andere steden voor laten gaan.

Dit betekent dat er werk aan de winkel is! Om te komen tot gezonde, duurzame en aantrekkelijke steden zijn lopen en fietsen allebei hard nodig. De fiets meer om mensen uit de auto te krijgen op de middellange ritten, de voetganger vooral voor de korte afstanden en om sommige mensen überhaupt naar buiten te laten gaan en aan het stedelijk leven deel te laten nemen. Beide zijn nodig om ov reizen van deur tot deur te verbeteren. Dit betekent ruimte terugveroveren die nu nog bestemd is voor parkeren of rijbanen, het terugkrijgen van voorrang, daar waar VRI’s nog volledig ingesteld zijn op een zo goed mogelijke doorstroming van het autoverkeer en daarnaast het verlagen van rijsnelheden, zodat voetgangers en fietsers gemakkelijker over kunnen steken of zelfs kunnen mengen met autoverkeer. Op sommige plekken kan het nodig zijn, dat ook de fietser een stapje terug doet om de voetganger te helpen, bijvoorbeeld door om het voetgangersgebied heen te fietsen, ook als dat gebied wordt uitgebreid en door netjes te parkeren in een stalling om ervoor te zorgen dat de loopruimte niet te smal wordt.

Om dit voor elkaar te krijgen moeten er meer aandacht, tijd en middelen beschikbaar komen bij alle overheidslagen, bij ontwikkelaars en kennisinstellingen. Laten we als voorstanders van fietsen en lopen samen optrekken, zodat onze stem nog krachtiger wordt. En laten we er dan voor zorgen dat grote broer Fiets, kleine broer Loop niet overvleugelt, maar samen naar grotere hoogten vliegen.

Deze blog van Annemieke Molster verscheen eerder op www.fietscommunity.nl