Groen, open en veel ruimte, zo zou Station Den Bosch kunnen worden (render: @PARALLEL naar concept van Team V en Arup).

Projecten versnellen door opgaven apolitiek te maken

In het huidige, onrustige tijdsgewricht komen veel planontwikkelingen tot stilstand. Politieke strubbelingen en onmacht volgen elkaar rap op en zie dan maar eens een project uit de klei te trekken. Het 25-jarige Arup deelt die zorgen, maar ziet ook een werkwijze die de vooruitgang bespoedigt.

Tekst: Ysbrand Visser

Het is John Walvaren, als group leader de verantwoordelijk man van Arup Nederland, die meteen met de deur in huis valt. “Wij zijn vaak betrokken bij gebiedsontwikkelingen rond stations en bij binnenstedelijke inbreiding. Er is dan een enorme behoefte aan planontwikkeling, maar in de praktijk nemen alle partijen een heel afwachtende houding aan. Dat heeft altijd te maken met politieke keuzes. Niet alleen maakt de stikstofproblematiek de betrouwbaarheid van vergunningverleningen onduidelijk, we hebben inhoudelijk ook allerlei complexiteiten die we moeten oplossen. Ondertussen zijn er enorme behoeften op het gebied van de woningbouw, verduurzaming en energietransitie. En omdat alles met elkaar samenhangt én lastig is, zeggen heel veel lokale partijen: laten we maar even wachten, we stellen het wel uit. Ook investeerders haken dan af, want hun businessmodel wordt bedreigd door de manier waarop de overheid naar dingen kijkt. Dat samenspel maakt dat alles komt stil te liggen. Nederland staat al drie jaar stil. Daarom zal je op een andere manier met elkaar plannen moeten gaan maken, zodat die los komen te staan van de besluitvormingen. Als je daaraan een politieke signatuur blijft geven, kun je elke keer zodra er een nieuw parlement komt opnieuw beginnen. Waar je vroeger nog een ‘middenroute’ had, zie je nu alles polariseren. Als dat om de zoveel tijd wisselt, staan plannen stil en daar is de maatschappij absoluut niet mee geholpen.”

In de praktijk

Hoe politieke onmacht in de praktijk uitpakt, ervoer Vivian Scheepers van nabij. Zij leidt bij Arup het architectuur- en stedenbouwteam (binnen city planning en design team) en is al heel lang nauw betrokken bij het dossier Zuidasdok. Eerst aan de kant van de aannemer en nu bij de opdrachtgever. Scheepers vertelt: “Dat dossier ligt politiek gevoelig en is al een aantal keren stilgelegd. Wat gebeurde er echter: wij stonden niet stil. Er is daar zoveel wilskracht vanuit de mensen die ontwierpen en het project verder wilden brengen. Misschien moet het dan niet uit de politiek en overheid komen, maar uit de mensen die het project verder willen brengen. Sla de handen ineen en leg als ambtenaren nog steeds contact met ontwerpers en engineers. En bekijk hoe je toch samen kunt optrekken en ervoor kunt zorgen dat de plannen er in ieder geval liggen. En dat de manier van ontwerpen en bouwen zo efficiënt mogelijk wordt gemaakt en iets minder afhankelijk van de grilligheid van politieke keuzes. Je wilt toch uiteindelijk voor de maatschappij dat dingen sneller gaan. Als er dan een besluit is genomen, kan er ook snel worden gehandeld.”

Belang van de opgave

Om uiteindelijk wel vooruit te komen, dienen plannen apolitiek te worden gemaakt, stelt Walraven. Scheepers legt uit: “Elke organisatie heeft eigen belangen en wil bepaalde zaken op een bepaalde manier uitvoeren. Vanuit de eigen kleur van de organisatie en de eigen ambitie of strategie. Als je dan echter naar oplossingen zoekt, doe dat dan niet vanuit de eigen organisatie, maar vanuit het belang van de opgave. Dat is het doel en dat is voor iedereen gelijk. Ga samen, alsof je één organisatie bent, dat doel behalen.” Dat er in binnen- en buitenland inmiddels door diverse stedelijke organisaties (o.a. Amsterdam, Almere, Rotterdam) op deze manier wordt gewerkt, hebben we onder andere te danken aan Joyce van den Berg, hoofdontwerper bij de gemeente Amsterdam. Scheepers: “Zij is echt een pionier als het gaat om projecten binnen overheidsorganisaties realistisch voor elkaar te krijgen.”

Samen met een heel team schreef Van den Berg de Integrale Ontwerpmethode Openbare Ruimte (IOOR). De methode is een open source-aanpak die in Nederland is ontwikkeld in samenwerking met ontwerpers, ingenieurs, beleidsmakers en beheerders. Van den Berg: “IOOR is bij uitstek geschikt voor projecten waarin meerdere stedelijke opgaven, zoals vervanging van riolering, aanleg van nieuwe energie-infrastructuur, vergroening en mobiliteitsaanpassingen allemaal samenkomen in één gebied. De methode vertrekt niet vanuit sectorale beleidsambities, maar vanuit de fysieke en sociale werkelijkheid van het gebied: ondergrond en bovengrond, ruimtegebruik, tijdshorizon en systeemwerking. Door dit integraal in één ontwerpcyclus te verbinden, ontstaat niet alleen meer samenhang, maar ontstaan ook meer uitvoerbare en toekomstbestendige oplossingen.”

Inspiratie

“Het is een methode die in uiteenlopende contexten inspireert en toepasbaar blijkt”, aldus Van den Berg. “Een belangrijke drempel is vaak organisatorisch van aard. Gemeentelijke werkwijzen zijn veelal sectoraal georganiseerd, met versnipperde budgetten, gescheiden verantwoordelijkheden en lineaire projectstructuren. IOOR helpt deze drempels te doorbreken door te werken met multidisciplinaire teams, gedeeld eigenaarschap en een ontwerpgedreven aanpak die techniek, beleid en uitvoering vanaf het begin verbindt. Zo ontstaan plannen die inhoudelijk stevig zijn én bestuurlijk uitvoerbaar. En dat in minder tijd, met meer resultaat.”

“Een goed voorbeeld”, vervolgt Van Den Berg, “zie je in het centrum van Almere bij een grootschalige ondergrondse vervangingsopgave van de riolering en warmte-infrastructuur. Die opgaven zijn gekoppeld aan klimaatadaptatie, mobiliteit en vergroening van de openbare ruimte. Ondanks bestuurlijke drukte en uiteenlopende belangen is het gelukt om tot een integraal ontwerp en uitvoeringsagenda te komen. Dat lukte doordat we op strategisch niveau vroegtijdig een gezamenlijke ontwerptafel hebben ingericht, met betrokkenheid van civiele techniek, stedenbouw, ecologie, verkeer en beheer. We werkten niet vanuit losse projectdoelen, maar vanuit een gezamenlijke gebiedsopgave en toekomstbeeld. Zo creëer je ruimte om eerst samen te denken en pas daarna te gaan tekenen en rekenen.”

Is het een methode waarmee je iedereen makkelijk mee krijgt? Van den Berg: “Vaak is de interne opdrachtgever of de beleidsafdeling gewend op een eigen eiland te werken. Die geef je mee dat meedenken aan de voorkant geen vertraging oplevert, maar juist versnelling en samenhang. Dat doe je door resultaten tastbaar te maken, in kaart, in beeld, in kosten en in concrete werkpakketten. Laat ook zien hoe samenwerking leidt tot meer impact met hetzelfde budget. Juist dát maakt de methode overtuigend.”

Lef

“De methode van Joyce is inspirerend”, vervolgt Scheepers. “Ik vind het knap dat het werken hiermee integraal is geworden en dat je projecten kunt versnellen wanneer de politiek juist vertraagt. Zo ontstaat een soort van ecosysteem dat veel efficiënter en optimaler werkt. Heel belangrijk daarbij is dat je bouwwerkzaamheden van verschillende partijen in de openbare ruimte en met name de ondergrond op elkaar afstemt. Als je straten gaat herinrichten, om bijvoorbeeld wateroverlast of klimaatadaptatie aan te pakken, geeft de methode voorbeelden van hoe je werkt van strategisch naar operationeel niveau. Zo werkten we bijvoorbeeld intensief samen met Team V, opdrachtgevers en stakeholders aan het MIRT-project Spoorzone ’s-Hertogenbosch, een project voor stationsuitbreiding en stedelijke inbreiding op een locatie met uitdagende ruimteclaims en -beperkingen. Voor het opstellen van oplossingsrichtingen hebben we de methode vaak geraadpleegd om verschillende duurzaamheidsvraagstukken slim te integreren. Deze ontwerpmethode is heel duidelijk over hoe je samenwerkt met verschillende partijen en hoe je mazen of wegen vindt om dingen wel voor elkaar te krijgen. Bij Arup willen we vooruitkomen en we geloven echt dat het op deze manier moet lukken.”

Projecten worden zo dus eerder vlot getrokken en Walraven legt ten slotte uit hoe dat voor hem aan bestuurstafels werkt: “Op het moment dat je een project opnieuw moet definiëren, opnieuw partijen moet contracteren en aan de gang moet zetten, ontstaat er een enorme hoeveelheid tijdverlies. Bestuurders die voor een keuze staan om een project on hold te zetten, hebben daarom lef nodig om door te gaan. Je kunt dan, afhankelijk van contractvormen of samenwerkingspartners, nieuwe investeerders toevoegen, maar zou dat een plan veel veranderen? Heel veel uitgangspunten blijven altijd hetzelfde. Als je dan laat zien dat de hoofdlijnen apolitiek zijn en dat je de ontwikkeling met misschien wat kleine modificaties niet hoeft stil te leggen, kunnen we gewoon doorgaan.”

Nog meer begrip voor de ondergrond ontdek je tot en met 7 september in de tentoonstelling Onderstebodem (ARTIS-Groote museum, Amsterdam).