Circulaire placemaking op ‘plekken achter de hekken’

Tekst: Mark Bos

Het jaar 2030 nadert en circulair handelen is nog lang geen gemeengoed bij de inrichting van de openbare ruimte. Koudwatervrees in sommige gevallen. Daar heeft Leeuwarden, en zeker Bauke Lodewijk, geen last van. Waar hij kansen ziet, wil hij die benutten. In de Friese stad spinnen braakliggende terreinen garen bij zijn circulaire, tijdelijke placemaking. Hij is al toe aan het derde project: “We blijven het proces herhalen. We doen eigenlijk wat boeren ook doen, alleen veranderen we de plek af en toe.”

Bauke Lodewijk is niet iemand van stilzitten. Hij woont in zijn jeugd in Hongkong, Mexico Stad en Grou. Hij studeert in Leeuwarden aan de hotelschool en later ook nog vrijetijdskunde. Daarna verhuist Lodewijk naar Sjanghai waar hij in de eventorganisatie werkt, onder andere voor de Nederlandse overheid bij de Wereldtentoonstelling in 2010. Via het thema van die World Expo, Better City Better Life, komt hij voor het eerst in aanraking met urbanisatie en wat dat voor mensen betekent. In Zuid-Korea doet hij dat twee jaar later als paviljoendirecteur nog eens dunnetjes over, waarna hij in 2015 terug naar Nederland gaat om met een eigen evenementenbedrijf activaties voor onder meer Adidas en Heineken op te zetten.

In 2016 keert hij vanwege gezondheidsproblemen van zijn zoon terug naar Friesland. Hij zet het business boxing event Knokken met je Hart op en draait rond 2018 producties voor het Culturele Hoofdstad-project van Leeuwarden. In coronatijd start Lodewijk een online slagerij en later een online marketingbureau en is hij kwartiermaker voor het Friese talentenprogramma Wolkom. Het ondernemende type dus.

Als hij tijdens zijn fietsrit naar zijn kantoor op een industrieterrein in Leeuwarden dagelijks langs een braakliggend terrein fietst, is zijn eerste reactie dan ook niet om eens rustig aan te kijken hoe lang de gemeente die troosteloze stadsentree ongemoeid laat. Hij stuurt de projectleider van die locatie - die hij kent van een circulair event dat hij voor de gemeente had georganiseerd – maandelijks een mail: hoe zit het met die plek, want ik wil daar wat mee. “Het zag er niet uit, het was geen visitekaartje voor de stad als je die vanaf de oostkant binnenkwam.” Lodewijk ziet een soort multifunctioneel terrein voor zich en noemt Thuishaven, een culturele vrijhaven en eigenzinnige evenementenlocatie in Amsterdam-West, als voorbeeld.

Placemaking en tijdelijkheid

De projectleider is het met hem eens dat er iets moet gebeuren, maar de tijd is dan nog niet rijp. En tijdje later belt ze Lodewijk dat er plannen zijn. Niet die van hem, maar ze schakelt hem wel in om er een project te gaan draaien: placemaking voor tijdelijke plekken. Het plan: er komen tweehonderd tijdelijke woningen op het terrein. “Kun je daar een leefbare plek creëren”, luidt de opdracht. Een behoorlijke uitdaging, schetst Lodewijk: “Het is een gekke plek, de meeste steden hebben geen perceel met 200 tijdelijke woningen. De inwonersgroep was ook heel divers: van Oekraïense vluchtelingen en statushouders die op hun eindbestemming wachten tot mensen die uit hun sociale woning zijn geplaatst en wachten op hun finale plek. In een wijk die eigenlijk niet bestaat. Het is een tijdelijke plek van 200 bij 400 meter midden in het gigantische Spoordok-ontwikkelgebied, Het is een plek die daardoor al meteen onder druk staat.”

Circulaire stedelijk vernieuwing

Een kolfje naar de hand van Lodewijk niettemin? “Voor ik het budget had aangeraakt, ging het door de helft en ben ik heel plat gaan kijken naar de middelen die er wél waren. Ik ben de depots in de stad afgegaan, heb me voorgesteld en gezegd dat ik op zoek was naar een stedelijke inrichting voor mijn project: ik ben blij met parkbankjes, met groen, met grond, met andere aankleding.”

Er was het nodige op voorraad, maar dat kreeg hij niet zomaar mee, het eigenaarschap was onduidelijk. “Er waren wel depots, ook van de aannemers, maar er was geen systeem. Het was voor mij niet inzichtelijk wat er in die depots stond. Toen zag ik meteen een grote kans: wat zwerft er rond op onze depots en op die van de aannemers die dingen voor ons bewaren? Laten we dat eens in kaart brengen en kijken hoe dat werkt om dat opnieuw in te zetten. Toen heb ik daar een project van gemaakt, het Stedelijk Vernieuwingsinitiatief, als onderdeel van mijn placemakingsopdracht.”

Bal begint te rollen

Lastig in het begin, beaamt Lodewijk. “Veel mensen willen werken met gecertificeerd nieuw materiaal, willen het niet plaatsen als het niet uit plastic komt. Maar op een gegeven moment kwam er een nieuwe aannemer die er wel mee aan de slag wilde en kreeg ik na het nodige lobbyen ook de terreinmeester en de projectleiding om.” Het balletje begint te rollen, Lodewijk krijgt dingen aangeboden en zet lijntjes uit bij projecten die op stapel staan. Timing is daarbij belangrijk, zegt Lodewijk. Je moet weten wat wanneer vrijkomt en ook weer inzetbaar is en wat waar nodig is.

Zo komt hij uit bij een tweede project, op het terrein van en rond het oude Cambuur-stadion in de stad. De voetbalclub is verhuisd, waardoor een groot braakliggend perceel ontstaat, wachtend op ontwikkeling. De vraag aan Bauke Lodewijk: definitieve plannen staan zeker een jaar nog niet op stapel, wat kun je hiermee als we de hekken weghalen? “Daar hebben we vervolgens een park gebouwd met een gigantisch labyrint van zonnebloemen en maïs, een yogatuin met hoge grassen waar je kon picknicken, een pluktuin, een mountainbikecourse. Had ik ook weer spullen uit de depots voor nodig, zoals plantenbakken, groen en meubels.”

Het licht aan doen

Circulaire kansen te over, merkte Lodewijk in deze tijdelijkheidsprojecten, maar ook inefficiënt op deze manier. Bovendien wil hij kunnen aantonen hoeveel hij bespaart, zowel financieel als qua CO2-uitstoot: hij wil zijn circulaire aanpak professionaliseren. Zijn samenwerking met gelijkgestemde collega Arjen Kammeraat opent daartoe de deuren. Kammeraat is civieltechnisch projectmanager bij de gemeente en doet hetzelfde als Lodewijk, maar dan aan de ‘vaste’ kant van de openbare ruimte: grond, zand, bestrating. Kammeraat werkt met een ReSource-systeem van Antea Groep, een instrument dat organisaties helpt met het vinden van herbruikbare materialen binnen en buiten het eigen materiaal.

“Arjen en ik zijn naar de bouwers van ReSource gegaan met onze circulaire werkwijzen en hebben aangegeven welke aanpassingen we nodig zouden hebben. Dat ging dus vanuit mij over het inzichtelijk maken van de ‘zachte’ kant van het areaal: verlichting, straatmeubilair, groen. Maar dus ook over gebruikersvriendelijkheid, dat het ook op je telefoon werkt zodat bijvoorbeeld de buitendienst het ook omarmt en het inzet als ze spullen binnenhaalt en opknapt. Het areaal hadden we al, maar ik doe in feite het lichtje aan”, vat hij ReSource samen.

Vizier op Werk

Het hordenlopen was daarmee voor Lodewijk nog niet voltooid. Hij snapt dat het voor zijn tijdelijke projecten prima is om tweedehands spullen te plaatsen. Dat er dan drie kleuren bestrating liggen en twee verschillende bankjes staan, is geen probleem. Bij een definitieve invulling is dat anders.

“Nieuw vind ik dan nog steeds kapitaalvernietiging, maar ik ben gaan kijken of we oud en bruikbaar spul nog konden refurbishen. Zo kwam ik in contact met Vizier op Werk, een sociaal project vanuit de gemeente voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Die worden daar opgeleid tot bijvoorbeeld timmerman of installateur en zochten projecten. Ik heb ze aan meerjarige klussen kunnen helpen met opknapwerk, zodat ook stedelijke architecten met hergebruikt materiaal aan de slag kunnen gaan.”

Voordelen blijven komen

De organisatie voor Leeuwardens placemaking op tijdelijke plekken staat inmiddels goed op de rol. Het circulaire Stedelijke Vernieuwingsinitiatief omvat inmiddels Vizier op Werk, ReSource en ook een samenwerking met een ecoloog en met de buitendienst. Lodewijk noemt Geert Dijkstra, die zijn plannen naar de werkelijkheid kan vertalen. “Hij snapt dieptes, lagen, wat kan wel groeien en wat niet. We benutten de kennis bij de buitendienst en maken hun werk leuker: we brengen het aanleggen van een tijdelijk park, een mountainbikeparcours, het inzaaien en onderhouden van een groot labyrint et cetera bij hen onder. Dat is economisch vele malen voordeliger en maakt de lijnen korter.”

De voordelen van tijdelijke placemaking blijven maar komen, wil Lodewijk eigenlijk zeggen. Ook richting de definitieve invulling van een gebied. “Voor de aannemers en bouwers is het interessant om in te investeren: de grond van die tijdelijke plekken blaas je vol mineralen, zodat de tuinen van de mensen die er later komen wonen binnen een seizoen groen zijn. Ontwikkelaars zien het ook, in Spoordok werken ze al graag met ons samen, omdat je het gebied al een gezicht of verhaal geeft.”

Ook voor stedenbouwkundigen kunnen het kweekvijvers zijn, betoogt hij. “We zien dat bijvoorbeeld ergens een pumptrack goed werkt en dat een wijkteam constateert dat er minder overlast is. Dat is een duidelijk signaal aan stedenbouwkundigen: hebben jullie iets van vertier op die plek? Nee? Dan kun je dit overwegen. Je kunt de wens van de bewoners van een wijk heel goed testen.”

Partijen sluiten aan

Van het een komt het ander, vertelt Lodewijk. Want naast dat hij nu op meerdere plekken in de stad op deze manier werkt, melden zich steeds meer partijen die mee willen doen, waaronder commerciële. “Koopmans Meel bijvoorbeeld. Die wilden in het kader van hun 180-jarige bestaan een plek in of buiten de stad van hun Nedertarwe voorzien. Die hebben we gevonden op de derde tijdelijke plek in Middelsee. De tarwe maaien we en daar maken we brood voor de wijk van, een hartstikke goed verhaal.”

Hij vervolgt: “En ook daar heb je weer allerlei zaken nodig als een paal, een bord, een plantenbak et cetera. Middelsee is nu nog een groot grasland, dat maken we biodiverser, we oogsten er ook weer zaden die we in ons depot voor elders opslaan. Langzamerhand heb ik een soort van spreekwoordelijke schuur met allemaal stedelijke elementen waar ik tijdelijke projecten kan voorzien. Zo blijven we het proces herhalen. We doen eigenlijk wat boeren ook doen, alleen veranderen we de plek af en toe.”

De fictieve schuur staat inmiddels in ReSource, dat nu bijna af is. Het streven van Lodewijk is om de depots steeds kleiner te maken, door al aan de voorkant van een sloopproject de onderdelen te inventariseren die opnieuw inzetbaar zijn. “Met een drone checken we dan de kozijnen en het beton, dat gaan we bij het Cambuur-stadion ook doen. Kijken wat we terug kunnen nemen en waar dat meteen naar toe kan. Dat scheelt ook vervoersbewegingen. Circulair kost meer energie en creativiteit dan nieuw, maar het begint nu goed te lopen”, stelt hij tevreden vast.

Leeuwarden is nu een jaar bezig met ReSource en wil er straks ook mee buiten de provincie en overheden gaan kijken. “Daar zitten natuurlijk juridische en economische haakjes aan, maar de insteek is dat iedereen creatief circulair bezig gaat. Als het beleid ons dan misschien inhaalt en moeilijk doet, moeten we doorzetten en er beleid van maken. Dat is wat we willen.”

Advies aan gemeenten

Wat zou hij andere gemeenten die iets met placemaking en tijdelijkheid willen doen, adviseren? “Iemand zoals als mij aannemen”, lacht hij. “Niet om mezelf op de schouders te slaan hoor, maar mensen overhalen is onderdeel van mijn skillset. Als ik een doel voor ogen heb, dan zoek ik wel een weg om daarnaar toe te komen.”

Want er zijn geen lelijker plekken dan plekken achter de hekken, stelt Lodewijk. “Als daar nog één of twee jaar niets gebeurt, doe er dan iets mee. Die plekken liggen uiteindelijk vaak nog veel langer braak. En het hoeft niet meteen een festivalterrein te worden, maar laat een kunstenaar iets doen of plant er iets. Dan heb je het over interventies die amper iets kosten en waarmee je waarde creëert, hittestress verlaagt, biodiversiteit aanjaagt, CO2 reduceert en zorgt voor goede pr. Waarom zou je het niet doen?”