Wie heeft de regierol op mobiliteitshubs?
Foto: © Miranda Drenth, OV-bureau Groningen Drenthe
Auteur: Guus Puylaert
Gejuich ging op bij Rogier Pennings en Rein Boshuisen van Stevin, toen minister Wiebes bekendmaakte dat energiehubs een centrale rol krijgen in zijn landelijke richtlijn voor energie-infrastructuur. Stevin publiceert in september een whitepaper over energiehubs in de mobiliteit en presenteert deze op het Nationaal Hub Congres op 17 september.
Minister Wiebes wil locaties aan de rand van de stad waar hoogspanning samenkomt, bombarderen tot energiehubs, begint Rein. Van daaruit wordt de stroom verder verdeeld in de stad. Daar komt Stevin om de hoek kijken, vervolgt Rogier, door invulling te geven aan de mobiliteitshub
“Op knopen zoals station Bijlmer ArenA of Rotterdam Zuidplein komen meerdere modaliteiten samen en moeten voldoende laadinfrastructuur en netverzwaringen gebouwd en aangevraagd worden”, zegt hij. Stevin zit om tafel met overheden, vervoerders en netbeheerders en ziet ‘dat we de krachten moeten bundelen en gemeenschappelijke belangen moeten opzoeken’.
Wel ziet Rein dat op locaties waar meerdere partijen en dus belangen samenkomen, een aantal verantwoordelijkheden nog niet is belegd. “Vaak ontbreekt het overzicht nog. Het is essentieel het totaalplaatje inzichtelijk te maken: dan kunnen de partijen onderling afspreken wie de regie voert.”
‘Er is niet één blauwdruk’ Want wie de regie voert op een mobiliteitshub verschilt per situatie, legt Rein uit: “Inrichting van modaliteiten en de openbare ruimte zijn overheidstaken, energiedistributie een semi-overheidstaak en dan zijn er nog een aantal commerciële betrokkenen. Er is niet één blauwdruk wie de regie op een hub moet voeren, maar wel voor het proces.”
Bij die regierol komen meerdere vragen kijken over de fysieke inspanning en de onderlinge afstemming, maar ook over de ritplanning en de beschikbare capaciteit. En, niet onbelangrijk: de financiële verdeelsleutel.
Rogier: “We inventariseren welke energiegebruikers en leveranciers er nu en in de toekomst te verwachten zijn. Door vraag een aanbod slim af te stemmen, leggen we in één keer de benodigde infrastructuur aan. Niet te veel en niet te weinig, natuurlijk met enige bufferruimte. Daarmee is de mobiliteitshub op de toekomst voorbereid.”
Rein: “De kosten/batenverhouding is essentieel. We moeten nu investeren in infrastructuur voor de komende jaren en er moet een verdeelsleutel komen voor de bijkomende kosten, zowel qua investering als operationele kosten. Dit afschuiven op de concessieverlener is niet fair. Kosten moeten eerlijker verdeeld worden tussen vervoerder(s), gemeente en de vervoerautoriteit. Het moment om daar afspraken over te maken, is nu.”
Nieuwe infra uitmeten De mannen van Stevin zien dat hier op veel hubs nog verwarring over ontstaat. Rein: “Bij een nieuwe aanbesteding in het ov zien we nu dat de provincie alvast investeert in de laadinfra, maar de vraag is of dit de beste oplossing is. Er zijn meer belanghebbenden. Later is het dan de vraag wie welke rol heeft.” Bovendien, vult Rogier aan: “Hoe zit het met de rol van de gemeente? Die is verantwoordelijk voor de openbare ruimte en stelt eisen op het gebied van overlast voor omwonenden. Straks willen stadslogistieke voertuigen ook aansluiten op zo’n hub, dan krijg je nog meer belanghebbenden aan tafel.”
Daarom is het handiger om met alle betrokken partijen om tafel te gaan, besluit Rein. “We weten uit onder meer de Regionale Energie Strategie dat over een jaar alle bussen, over vijf jaar alle stadslogistieke voertuigen en over tien jaar alle nieuwbouwwijken overschakelen op elektrisch, dan kan je daar nu al je infrastructuur op uitmeten. Want zo’n stroomkabel ligt als het goed is vijftig jaar in de grond. Dat is een vorm van regie. Het initiatief voor deze vorm van regie ligt naar ons inziens bij de gemeente.”