Ambitie als leidraad voor implementatie Omgevingswet

“Het is lastig om op voorhand je organisatie in te richten als je nog niet zeker weet hoe het gaat lopen, welke poppetjes op welke plek komen te zitten en welke route een verzoek gaat afleggen.”

Door: Manon van Ketwich


Voor een goede implementatie van de Omgevingswet is een heldere en concrete ambitie cruciaal. Eentje die niet blijft hangen in algemeenheden. Dat maakt werken met de nieuwe wet concreter en eenvoudiger. “Elk vraagstuk moet je kunnen toetsen aan die ambitie.”

Charlotte van den Hombergh-Vaartjes en Harry van Duijnhoven komen als adviseurs van Kragten bij veel gemeenten over de vloer en zien dat nog lang niet elke organisatie voldoende is voorbereid op 2021. De vragen waar Van den Hombergh en Van Duijnhoven dagelijks mee te maken krijgen op het gebied van de Omgevingswet lopen sterk uiteen. Het is maar net hoe ver een gemeente al is. Van den Hombergh: “Vaak willen gemeenten dat we ze op weg helpen, willen ze weten welke instrumenten ze tot hun beschikking hebben, hoe ze een goede Omgevingsvisie maken of hoe ze het beste bewoners daarbij kunnen betrekken. Maar de vragen gaan ook over het proces, over hoe het gaat als er een aanvraag van een initiatiefnemer komt. De beslistermijn wordt natuurlijk korter, dat heeft invloed op de interne organisatie, maar ook op de samenwerking met ketenpartners.”


Dagelijkse praktijk

Het lijkt erop dat nog niet elke gemeente ervan doordrongen is dat de komst van de wet een grote impact heeft op de organisatie. “Daar zit de grote worsteling”, weet Van Duijnhoven. “Je wilt de Omgevingsvisie vormgeven, kijkt hoe regels en plannen in elkaar steken en hoe je dat borgt in processen. Tegelijkertijd heb je te maken met de dagdagelijkse praktijk die een plek moet krijgen, zeker nu er meer ruimte komt voor initiatiefnemers.” “Het is ook lastig om op voorhand je organisatie in te richten als je nog niet zeker weet hoe het gaat lopen, welke poppetjes op welke plek komen te zitten en welke route een verzoek gaat afleggen”, vult Van den Hombergh aan.

Charlotte van den Hombergh-Vaartjes en Harry van Duijnhoven

“In je ambitie staat wat je echt belangrijk vindt en hoe je met burgers en ketenpartners wilt omgaan. Hier moet je elk vraagstuk aan kunnen toetsen.”

Clubje Omgevingswet

En dat wordt nog eens extra lastig gemaakt doordat momenteel nog niet iedereen met de invoering van de wet bezig is. “Bij veel gemeenten bestaat er een clubje Omgevingswet”, legt Van Duijnhoven uit. “Maar de rest krijgt er ook mee te maken. Neem de stedenbouwkundige, andere mensen gaan zich straks met zijn werk bemoeien.” Van den Hombergh: “Deze mensen vragen zich af hoe ze straks voldoende inspraak houden op de plannen. Moeten ze meteen aan de voorkant hun zegje doen of kan dat ook later in het proces?”


Volgens planning zou de Omgevingswet per 1 januari 2021 ingevoerd moeten worden. En dat brengt volgens Van Duijnhoven veel onzekerheid met zich mee. “Vakinhoudelijk, op het vlak van het juridische aspect en in hoe we met elkaar omgaan, zowel intern als naar buiten toe.”

Van wijkvisie naar Omgevingsvisie

Van Duijnhoven en Van den Hombergh erkennen dat je niet alles kunt weten. De kennis van ambtenaren is meestal sectoraal. Simpelweg bij je collega’s te rade gaan voor het maken van een gebiedsdekkende visie is niet altijd voldoende. Van Duijnhoven: “Per sector zijn voor een gebied de normen vastgelegd. Al deze visies bij elkaar vegen kan dus niet, dan zou je niet voldoende ruimte hebben om al die normen te halen. Het gaat er vooral om dat je weet: wat is waar en wanneer belangrijk? Het kan helpen om het gebied kleiner te maken. Begin bijvoorbeeld bij een centrumgebied of een wijk. Om van wijkvisies naar een Omgevingsvisie te komen moet je vervolgens op zoek naar de integraliteit tussen de gebieden. Het voordeel is dat je een groot deel van de discussie dan al gevoerd hebt op wijkniveau.”

“In principe staat het elke gemeente vrij de implementatie van de wet naar eigen inzicht aan te pakken. Het is alleen niet de bedoeling om alle bestaande visies op elkaar te leggen en er een nietje door te drukken.”

Nietje door bestemmingsplannen?

Als de Omgevingswet inderdaad op 1 januari 2021 ingaat, betekent dat dat elke gemeente vanaf dan aan die wet moet voldoen. Nog niet iedere organisatie is er al klaar voor. Gaat dat moeilijkheden opleveren? Van den Hombergh denkt dat dit wel meevalt. “In principe staat het elke gemeente vrij de implementatie van de wet naar eigen inzicht aan te pakken. Het is niet raadzaam om alle bestaande visies op elkaar te leggen en er een nietje door te drukken. Hetzelfde geldt voor het Omgevingsplan. Dat is niet een kwestie van het combineren van alle bestemmingplannen. De Invoeringswet voorziet in overgangsrecht: niet alle bevoegde gezagen hoeven op 1 januari op alle fronten klaar te zijn. Ik denk dat de praktijk afhangt van de ambitie van de betreffende gemeente. Sommige gemeenten zijn al jaren met de wet bezig. Andere willen juist de rest het wiel eerst laten uitvinden. Bewust én onbewust worden daar keuzes in gemaakt.” Een aantal keuzes moet wel tijdig gemaakt worden zoals het inrichten van werkprocessen en het aanpassen van de software.


“Die keuzes komen soms voort uit onzekerheid”, denkt Van Duijnhoven. “De vraag is wat voor impact de nieuwe werkwijzen gaan hebben. Onze huidige regelgeving is grotendeels gebaseerd op jurisprudentie. Die moet rondom de nieuwe wet nog gemaakt worden.” “Het gaat vast niet in één keer goed”, denkt Van den Hombergh. “Daarom zit er ook een overgangstermijn in die de gelegenheid geeft om uit te zoeken wat de wet betekent voor de organisatie.” Van Duijnhoven: “Het belangrijkste is dat we gewoon aan de slag gaan waardoor we dan ook gaan zien dat het werkt.”

Aanjagen

Inhoudelijke opgaven als klimaatadaptatie, energietransitie en gezondheid helpen wat Van den Hombergh en Van Duijnhoven betreft bij het aanjagen van de Omgevingswet. “Dat zijn ook vraagstukken die je met een integrale blik moet benaderen”, zegt Van den Hombergh. “Deze opgaven waren er eerst niet, of in een ander domein dan het fysieke. En dan helpt het dat er een verplichting aan vast zit.”


Participatie is meer dan communiceren

Een belangrijk onderdeel van de nieuwe wet is participatie. Initiatiefnemers zijn verplicht participatie te voeren. Of dat ook betekent dat er echt iets verandert ten opzichte van de huidige gang van zaken is nog maar de vraag. Van den Hombergh: “Je moet participatie voeren, dat moet de initiatiefnemer ook kunnen aantonen.” Van Duijnhoven: “Veel gemeenten ervaren op dit onderwerp een worsteling. In de meeste gevallen is de gemeente op dit moment in de lead en ze voelen de verantwoordelijkheid om dat ook zo te houden. Maar participatie is veel meer dan alleen communiceren. Je zou veel meer aan marktpartijen kunnen overlaten. Bovendien zit de overheid altijd in een spagaat: hoe verhoudt het individuele belang zich ten opzichte van het algemeen belang.”

Voor een goede implementatie van de Omgevingswet is een heldere ambitie volgens de adviseurs van Kragten onontbeerlijk. “De ambitie is de basis”, vindt Van den Hombergh. “Daarin staat wat je echt belangrijk vindt en hoe je met burgers en ketenpartners wilt omgaan. Hier moet je elk vraagstuk aan kunnen toetsen.” “We zien regelmatig dat die ambitie onvoldoende is neergezet. We komen dan bij de waarom-vraag. Ik vraag onze relaties dan ook vaak of iets een toevalligheid is of echt een ambitie. Een ambitie is maatwerk, in de context van de gemeente. Je moet er alert op zijn dat de ambitie niet blijft hangen in algemeenheden. Om te weten wat de ambities zijn helpt het om verhalen op te halen in je gemeente. De inwoners kijken met een integrale blik naar hun omgeving.”


Sappelen

Van den Hombergh en van Duijnhoven verwachten dat het nog wel een paar jaar sappelen wordt met de Omgevingswet. Maar of de wet nu uitgesteld wordt of niet, onze manier van denken is al aan het veranderen. Van Duijnhoven: “De achterliggende gedachte gaat hoe dan ook haar beslag krijgen. We zitten al anders in de wedstrijd. We moeten gewoon aan de slag, we hebben antwoorden te geven op de integrale vraagstukken, ook zonder wet.”