Smart City

De nalatenschap van Living Lab Stratumseind

‘Technologie is geen heilige graal, maar slechts een mogelijkmaker van sociale verbeteringen’

Door Reinoud Schaatsbergen


Als we aan smart city denken, denken we al gauw aan Eindhoven. In 2013 startte daar het Living Lab Stratumseind, een project dat indertijd op unieke wijze gebruik maakte van licht om het uitgaansgebied levendiger en veiliger te maken. Het is nu zes jaar later: hoe staat het met dat doel?

Om die vraag te beantwoorden, is er maar één persoon om mee te praten: Tinus Kanters, projectmanager van Living Lab Stratumseind vanuit de gemeente Eindhoven en gedetacheerd bij het Dutch Institute of Safety & Security (DITTS). Zijn doel was om met technologie een bijdrage te leveren aan een veiligere samenleving, maar het project heeft hem voorzien van nieuwe inzichten: “Technologie is geen heilige graal, maar slechts een mogelijkmaker van sociale verbeteringen.”


Invloed van licht

Stratumseind is een driehonderd meter lang uitgaansgebied met tientallen cafés, enkele snackbars en ‘inmiddels een paar zeer goede restaurants’, aldus Kanters. “Voor die tijd waren er een hele hoop incidenten op jaarbasis. De gemeente en ook pandeigenaren wilden dat er ingegrepen werd, zodat het gebied zowel economisch als sociaal beter zou gaan functioneren.” Het Intelligent Lighting Institute (ILI) van de TU/e droeg vervolgens de mogelijkheid aan om met licht invloed te uiten op gedrag.

‘De invloed van licht op het gedrag van mensen is minder sterk dan wat uit het lab blijkt’

“Men wist uit theoretische studies dat licht invloed heeft op je stemming,” vertelt Kanters. “Dat moesten we in verschillende scenario’s gaan testen, maar we wilden ook breder maatregelen nemen. Er is toen beleid ontwikkeld op vier sporen: safe and sound, share the magic, fresh new vibes en powered by tech. In het vierde punt staat de bijdrage van technologie op de veiligheid en beleving centraal, waaronder dus onze experimenten met licht. Daar is een studie naar gedaan, waar Indré Kalinauskaite op is gepromoveerd. Daaruit bleek dat de invloed van licht op het gedrag van mensen minder sterk is dan in het lab.”

Hormonen

Een domper, kun je wel stellen. Wat er namelijk gebeurt, legt Kanters uit, is dat er in een uitgaansgebied veel strooilicht is door de verschillende cafés. Dat verstoort het licht van het Living Lab. “Daar konden wij niets aan doen. Wel merkten we dat er een duidelijke toename in het gevoel van veiligheid was als we oranje/rood licht gebruikten. Dat gevoel nam af als we wit licht gebruikten.” Reden daarvoor is de aanmaak van cortisol, wat ervoor zorgt dat je actief wordt. Door oranje en rood licht maakt je lichaam juist melatonine aan, een hormoon dat je helpt slapen.


“Beide zijn situationeel. Als ik door een bos fiets, wil ik helder licht hebben. Als ik in een gebied mensen kalm wil hebben, zoals op Stratumseind, dan wil ik dus warm licht.” Een extra stimulans zoekt het Living Lab nu in de invloed die geur kan hebben. “Daarvoor baseren we ons op een aantal onderzoeken, onder andere van het DITTS. Het blijkt bijvoorbeeld dat sinaasappelgeur kalmerend werkt. We weten alleen nog niet hoe dat precies gaat werken in een buitengebied, waar het kan waaien of waar eten- en drinkgeur kan vermengen.”

Data-ownership

Uiteindelijk was het niet de beleving waarover Kanters het meest leerde in het living lab, maar over beleid op data. “Toen wij begonnen had niemand in Nederland nog gedacht aan eigendom van data,” legt Kanters uit. “We moeten ons nu door uitgangspunten kauwen, kijken hoe privacyregels binnen een project en vooral experimenten passen.” Binnen het living lab was dat namelijk een uitdaging. Om te meten of het gebied veiliger werd, moest op Stratumseind gemonitord worden hoeveel mensen er aanwezig zijn en of zij agressief gedrag vertonen.


‘We hebben software laten ontwikkelen die een mens kan herkennen zonder dit in beeld vast te leggen’


“We moesten iets met camera’s doen, maar we wilden geen beelden vastleggen in verband met privacy,” aldus Kanters. “Daarom hebben we een bedrijf software laten ontwikkelen die een mens kan herkennen zonder dit in beeld vast te leggen. De camera registreert aanwezigheid, maar ook beweging. Op basis daarvan kan geanalyseerd worden als er iets op straat gebeurt dat afwijkt van ‘normaal gedrag’. Dat is lastig te bepalen, natuurlijk, al is het bijvoorbeeld niet normaal als mensen gaan rennen bij het uitgaan.”

Direct in actie

Hetzelfde is gedaan met geluid, legt Kanters uit: “Wij meten de karakteristieken van het geluid, niet de woorden zelf. Het systeem is zo ver dat er onderscheid gemaakt kan worden tussen agressie en gezelligheid.” Als er op basis van beweging en geluid een abnormaliteit wordt gemeten, maakt het systeem hier een melding van bij de politie. “Die is standaard in de buurt van Stratumseind, dus zij kunnen gelijk checken of er inderdaad iets aan de hand is.”


“Uiteindelijk willen we dat de software een bijdrage kan leveren aan efficiënter handelen, bijvoorbeeld door bij de politie aan te geven waar het incident specifiek plaatsvindt, zodat de aanwezige politiekracht kan verminderen. Dan voelen mensen zich fijner.”

Nalatenschap van Stratumseind

Als Eindhoven iets kan leren van het Living Lab Stratumseind, is het volgens Kanters wel dat het sociale aspect vooraan staat. “Een valkuil van veel gemeenten, is dat zij zich afvragen of ze wel voldoende computers hebben voor een smart city initiatief. Daar gaat het niet om. Technologie is geen heilige graal, maar slechts een mogelijkmaker van sociale verbeteringen. Hoe zorg je dat een inwoner goed kan leven? De wijze waarop je dat inregelt, is wat een stad slim maakt.”


Vanuit dat idee is op initiatief van het Living Lab een landelijke werkgroep Verantwoord Datagebruik gestart, samen met onder andere het ministerie van BZK, de VNG en enkele universiteiten, om richtlijnen te ontwikkelen voor ethische vraagstukken omtrent datagebruik. “We zijn heel blij dat dit van de grond is gekomen. Er is in Nederland geen wetgeving voor sensoren in de openbare ruimte en dataverzameling, dus we willen voorkomen dat er allerlei data binnen geharkt wordt door particuliere organisaties om er business uit te halen.”


Eindhoven heeft dat (tijdelijk) opgelost door het heft in eigen handen te nemen. “We hebben lokaal beleid gemaakt, dat inmiddels ook wordt gedeeld met Amsterdam. Grof gezegd: de data die worden verzameld in de openbare ruimte zijn van iedereen. Daarnaast hebben we zeven uitgangspunten bepaald, zoals privacy first en bereikbaarheid. Er zijn meerdere gemeentes die deze principes inmiddels hebben opgepakt, maar we hopen dat het nationale wetgeving wordt zodat er een level playing field ontstaat.”


Tips

Kanters geeft aan dat steden voor veel uitdagingen. Hoe moeten ze zich daarop voorbereiden? “Denk breed na over waar je naartoe gaat. Trek er tijd en geld voor uit. Vooral op gebied van data: bedenk dat als je nu niets doet, bedrijven ermee aan de haal gaan. Als er geen landelijk beleid voor is, pak het dan als lokaal beleid op, bijvoorbeeld door dezelfde dataprincipes te hanteren. En het is moeilijk, dat heb ik uit eerste hand ervaren, maar probeer je bewoners mee te krijgen.”

Hoewel het gedrag van mensen niet veel wordt beïnvloed door licht, bleek dat roder licht wel voor een veiliger gevoel zorgt.

‘Een valkuil van veel gemeenten, is dat zij zich afvragen of ze wel voldoende computers hebben voor een smart city initiatief’