De beweegvriendelijkheid van de Omgevingswet

Auteur: Manon van Ketwich

“Zaken als schone lucht en geluidshinder zijn goed vertegenwoordigd in het beleid. Maar het is een ander verhaal als je het hebt over gezondheidsbevordering, gezond gedrag.”

De invoering van de Omgevingswet biedt meer dan genoeg kansen voor het stimuleren van de beweegvriendelijke leefomgeving. Het sociale en het fysieke domein zullen dan wel dezelfde taal moeten gaan praten, zegt Martijn van Eck van het Kenniscentrum Sport. “Ik pleit voor een regisseur beweegvriendelijke omgeving.”

Sporten en bewegen is over het algemeen gezond. Maar lang niet altijd is het aantrekkelijk om de deur uit te gaan voor een ommetje of om de fiets te pakken voor een boodschap. De Omgevingswet biedt mogelijkheden om een beweegvriendelijke omgeving te verankeren in onze beleidsplannen. Martijn van Eck, expert sportinfrastructuur en beweegvriendelijke omgeving bij Kenniscentrum Sport, legt uit hoe je dat voor elkaar krijgt.

Bescherming versus bevordering “Gezondheidsbescherming is wel redelijk goed dichtgetimmerd in onze wetgeving”, weet Van Eck. “Zaken als schone lucht en geluidshinder zijn goed vertegenwoordig in het beleid. Maar het is een ander verhaal als je het hebt over gezondheidsbevordering, gezond gedrag. Dat zit namelijk in heel veel elementen. Je ontkomt er dus niet aan dat het fysieke en het sociale domein dezelfde taal moeten gaan praten. Ik heb zelf ondervonden dat dat totaal niet het geval is momenteel. Het is een grote uitdaging.”

Beeld links:

“Ik zie dat er aandacht is voor de beweegvriendelijke leefomgeving en dat het zelfs met naam en toenaam wordt genoemd. Maar het blijft voor veel gemeenten lastig om de ambities te vertalen naar een Omgevingsplan, omdat dit niet sectoraal op te lossen is.”

De instrumenten van de Omgevingswet zijn een prima vehikel om de beweegvriendelijke omgeving een stap verder te brengen. “De Omgevingsvisie is de verantwoordelijkheid van gemeenten”, begint Van Eck. “Daarin leg je de ambities en doelen voor de lange termijn vast. Dit is echter nog steeds erg globaal. Denk bijvoorbeeld aan termen als het leefbaar maken van de stad. Deze ambities kan je in de Omgevingsvisie verder uitwerken, of vertalen naar het Omgevingsprogramma. Hierin beschrijf je hoe je die doelen denkt te gaan behalen. Dan heb je nog het Omgevingsplan, ik vind dat zelf het meest interessante instrument. Hierin beschrijf je wat er op een bepaalde plek mogelijk is en onder welke voorwaarden.”

Beloopbaarheid Van Eck illustreert zijn verhaal aan de hand van een voorbeeld. “In de Omgevingsvisie kan een gemeente de ambitie opnemen voor een goed bereikbaar en toegankelijk centrum voor voetgangers. In het Omgevingsprogramma vertaal je dat naar een maatregel over beloopbaarheid, dat gaat over de mate waarin mensen lopen en het gemak waarmee ze dat doen. Bijvoorbeeld de maatregel dat je goede looproutes aanlegt. In het Omgevingsplan koppel je die maatregel aan een waarde, waarmee je de beloopbaarheid verankert. Bijvoorbeeld dat je er tussen locatie A en B lopend niet meer dan 10 minuten voor nodig hebt. Dat is heel meetbaar en hiermee verplicht je het college om te monitoren.”

Voor de beloopbaarheid van een gebied is het dus zaak om indicatoren te vinden die dit meetbaar maken. Voor een abstractere term als beweegvriendelijk is dat lastiger, erkent Van Eck. “Voor een beweegvriendelijke omgeving is de veiligheid heel belangrijk, of de esthetiek van een gebied. Dat vastleggen is heel lastig. Waar je wel aan zou kunnen denken is het vastleggen van een percentage groen dat standaard wordt opgenomen bij een nieuwe ontwikkeling. Het Omgevingsplan is kortom een stabiel planologisch instrument dat aan de ene kant rechtszekerheid geeft, maar ook flexibiliteit en vrijheden biedt. Het plan is het instrument om ervoor te zorgen dat iets gerealiseerd wordt. Bijsturen kan altijd, daarvoor heb je de beleidsregels, die staan niet in het Omgevingsplan. Die flexibiliteit heb je ook nodig. Mensen veranderen en daarmee hun gedrag en behoeften.”

Verdichting als kans Hoewel het misschien lijkt dat je voor een beweegvriendelijke leefomgeving altijd flink veel ruimte nodig hebt, is dat volgens Van Eck lang niet altijd noodzakelijk. Zo ziet hij de verdichtingsopgave in Nederland niet per se als groot risico voor de beweegvriendelijke omgeving. “Dat zou in elk geval niet zo moeten zijn. Het zou eerder een kans moeten zijn.

“De beweegvriendelijke omgeving brengt heel veel complexiteit met zich mee op meerdere schaalniveaus. Het is momenteel niet duidelijk wie er verantwoordelijk is voor het onderwerp beweegvriendelijkheid. Een regisseur zou moeten opereren op het snijvlak van fysiek en sociaal.”