Toegankelijkheid

De kunst van het kaarten maken

‘Een goede kaart geeft zo min mogelijk overbodige informatie weer.’

Door Guus Puylaert


De Russische cartograaf Pasha Omelekhin ontwikkelde een nieuwe metrokaart van Berlijn, omdat de oude moeilijk leesbaar zou zijn. Maar wat maakt een metrokaart eigenlijk toegankelijk en overzichtelijk? We vroegen het vervoerkundige Onno Pruis en cartograaf Sebas van den Brink.

De officiële metrokaart van Berlijn stamt uit 1992 en is daarmee behoorlijk verouderd. Zo heeft Berlijn de afgelopen 27 jaar een boel nieuwe metrohaltes gekregen en is de vormgeving ook uit de tijd, zegt Omelekhin. Daarom is het volgens hem tijd voor een nieuw ontwerp, dat zich kenmerkt door vloeiende lijnen die meer overzicht bieden. Ook is de informatie beter verdeeld, waardoor de kaart makkelijker te lezen is.


Lijnennetkaart

Omelekhin hanteerde voor zijn kaart de ‘principes van Beck’, vertelt hij. De eerste lijnennetkaart werd in 1932 ontwikkeld door Harry Beck, vertelt vervoerkundige Pruis. Het was een schematische kaart van de Londen Underground, waarin alleen de metrolijnen en -haltes zijn weergegeven. “Doordat het metronetwerk daar snel groeide, werd de kaart steeds ingewikkelder te lezen. Beck besloot geografische details weg te laten: die zijn ondergronds minder van belang.”


Ook vormtechnisch vereenvoudigde Beck de kaart. “De tekst kwam in een hellingsgraad van 45 graden ten opzichte van de stations te staan, in plaats van 90 graden. En de hoeken zijn wat ronder. Dat oogt vriendelijker en geeft een rustiger beeld”, legt Pruis uit. “Je ziet daardoor snel hoe je van A naar B komt. Een goede kaart geeft zo min mogelijk overbodige informatie weer.”


Pruis gebruikte, samen met vormgever Vincent Scholtze, de principes van Beck dan ook bij het vormgeven van de spoorkaart - die eind 2017 door NS is overgenomen. De eerste stap is daarbij om geografische details weg te laten.

“En kill your darlings”, reageert Van den Brink. Hij realiseerde recent een eigen spoorkaart, nadat hij eind 2017 ook al een snelwegkaart van Nederland uitbracht, waarin de informatie in ‘metrovorm’ wordt gepresenteerd. “Des te meer informatie je weergeeft, des te lastiger het leesbaar wordt. Je moet dus kiezen welke informatie je wel en niet presenteert.”

Rustige vormgeving

Daarbij tellen ook een rustig kleurgebruik en een goed leesbaar lettertype, dat zoveel mogelijk in dezelfde richting geschreven wordt. In de NS-Spoorkaart zijn alleen de contouren van Nederland zichtbaar, herkenbaar aan de Waddeneilanden en Zeeland. “In de Randstad zijn meer stations dan in de buitengebieden en is het drukker, dus dat gebied is op de kaart meer opgeblazen.”


Volgens Van den Brink gaat het ook om het doel van de kaart: “Ik heb van tevoren een doel en een doelgroep benoemd. Aan de hand daarvan besluit ik welke informatie ik wel en niet wil laten zien. Je wilt de informatie zo snel mogelijk presenteren. Op mijn snelwegkaart kan je bijvoorbeeld niet uitlezen hoe lang het rijden is, maar wel welke afrit er aan komt.”

Logisch te volgen

Vervolgens is het volgens hem ook van belang dat de lijnen makkelijk en logisch te volgen zijn voor de eindgebruiker. “Ze moeten stations op een volgbare wijze passeren. Soms zie je een plattegrond waar een lijn in loopt om vervolgens op een volkomen andere plek verder te gaan, zonder aan te sluiten op de binnenkomst. Dit levert ambiguïteit op voor de gebruiker: loopt die lijn door? Of is dat een andere?” Dat zorgt voor verwarring, stelt Van den Brink.

‘Bij de spoorkaart hebben we per corridor grote contrasterende kleuren gebruikt. Als je grijstinten kunt zien, dan kun je in elk geval de lijnen volgen.’

Contrasterende kleuren

Rekening houden met kleurenblindheid of slechtziendheid kan soms lastig zijn, gaat Pruis verder. “Er zijn vele soorten kleurenblindheid, daar kan je onmogelijk allemaal rekening mee houden en het gaat ten koste van de grote meerderheid. Bij de spoorkaart hebben we per corridor grote contrasterende kleuren gebruikt. Als je grijstinten kunt zien, dan kun je in elk geval de lijnen volgen.”


Volgens Van den Brink is het contrast het belangrijkste aspect om de kaart zo toegankelijk mogelijk te maken. “Bij een kaart gaat het toch om het visuele. Licht op donker werkt voor kleurenblinden het beste. Bij een kaart die gebruikt wordt in een bushokje of de metro, wil je wel dat iedereen hem kan lezen.”


En in Berlijn?

Wat dat betreft lijkt de nieuwe metrokaart van Omelekhin beter bij de huidige tijdsgeest te passen. Maar of het ook de officiële kaart zal worden? “Ik hoop het wel, maar dat is aan de Berlijnse vervoerder BVG”, zegt Omelekhin.